Eerst Tunesië, toen Egypte en nu Libië. Sinds twee maanden is de Europese Unie getuige van de golf van protesten die de Arabische wereld overspoelen. Zij vraagt zich af wat haar rol hierin is en waar dit alles op uit zal draaien. De Europese aarzeling krijgt iets tragisch nu het regime van Muammar Khadaffi zijn eigen volk op gewelddadige wijze onder de duim houdt.
Europa is afhankelijk van het regime van Khadaffi

Het Oostenrijkse dagblad vertelt ons op welke gebieden Europa afhankelijk is van het regime van Khadaffi: energie, handel, samenwerking tegen immigratie uit het zuiden. De krant stelt vast dat Europa probeert zijn belangen ter plaatse veilig te stellen en dat het geen financiële drukmiddelen, militaire middelen of een gecoördineerde aanpak voorhanden heeft om de problemen op te lossen.
Een Marshall-plan voor de zuidelijke Middellandse Zeelanden, waar de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken Franco Frattini om heeft gevraagd, zou pas op zeer lange termijn effect sorteren, net als de miljarden die Catherine Ashton voor de betrokken landen in haar koffertje heeft zitten. Dat geldt ook voor Algerije en Marokko, waar soortgelijke belangen op het spel staan. "Als de conducteur om hun treinkaartje vraagt, moeten de Europeanen toegeven dat zij als zwartrijders deze gebeurtenissen gadeslaan. Dat is niet alleen maar pijnlijk. Europa zal politiek gezien een zeer hoge boete betalen", aldus Der Standard.
Niets doen is de slechtste optie

*Gazeta Wyborcz*a voegt daaraan toe: "Het probleem is dat niets doen de slechtste optie is. Europa staat namelijk voor zijn grootste uitdaging sinds de ineenstorting van het voormalige Joegoslavië. Dit wordt een enorme test voor de status van Europa in de wereld en het biedt het continent een kans om zijn 'soft power' en zijn dialoogvaardigheden in te zetten. Daarom moet Europa een partnerschapsprogramma voorstellen en deze rebellerende regio hulp aanbieden."
“Nieuwe spelregels voordat er een nieuw bloedbad wordt aangericht”
Allereerst moet de EU "nieuwe spelregels bekendmaken voordat er een nieuw bloedbad wordt aangericht", bepleit Jordi Vaquer, directeur van CIDOB, een centrum voor bezinning op de internationale betrekkingen, in El País. Volgens hem moet de EU "alle overeenkomsten opschorten zodra er ook maar een vermoeden bestaat dat er stelselmatig geweld wordt gebruikt" tegen de bevolking, en "de bankrekeningen bevriezen van iedereen die een belangrijke post bekleedt" in deze regimes. Andere noodzakelijke maatregelen: "terugroepen van de ambassadeurs voor overleg, opschorting van de verzending van materialen die voor repressieve maatregelen kunnen worden ingezet of het verlenen van steun aan processen tegen degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan misdaden tegen de menselijkheid."
Helaas, zo stelt Jordi Vaquer, "spreiden de EU-landen in tijden van crisis altijd een weifelende houding ten toon", want "zoals Libië belangrijk is voor Italië, zo is Marokko dat voor Spanje, Algerije voor Frankrijk, Oman voor het Verenigd Koninkrijk en Jordanië voor vrienden van Israël als Duitsland". Toch kan volgens de directeur van de denktank "alleen een van te voren afgesproken stellingname, die automatisch geactiveerd wordt tegen iedere regering die een spiraal van gewelddadige repressie in gang zet, Europa uit zijn schandelijke verlamming verlossen".
“Schizofrenie van de Froissartstraat”

Echter, volgens La Stampa "zijn de huidige betrekkingen met Khadaffi niet uitsluitend te wijten aan Berlusconi. Als handelspartner is Libië altijd door alle Italiaanse regeringen in de watten gelegd. Wij hebben mensen en geld in Libië en voor onze energie, handel en investeringen zijn wij van dat land afhankelijk. Wanneer Khadaffi valt, kan dat voor ons ook wel eens de ondergang van een systeem betekenen".
Wapenhandel
Het westen doet goede zaken
"Wat een treurige paradox", schrijft Gazeta Wyborcza: "Enerzijds betreuren westerlingen de slachtoffers die zijn gevallen, anderzijds leveren zij de wapens waarmee de Arabieren zijn afgeslacht." Het Poolse dagblad wijst erop dat de wapens die in de wereld worden gebruikt, en deels door regimes in de Arabische wereld die protestbewegingen de kop indrukken, afkomstig zijn uit Rusland, de grootste exporteur ter wereld met 31 procent van de wapenverkopen, gevolgd door de Verenigde Staten (30 procent), Frankrijk (9 procent), Duitsland (6 procent), het Verenigd Koninkrijk (4 procent) en Oekraïne (2 procent). Wapens zijn goed voor 5 procent van de Franse en Britse export, en op beide landen zijn dan ook pijlen gericht vanwege de levering van materiaal waarmee de opstanden in Tunesië en Bahrein zijn neergeslagen.
"Op 11 oktober 2004 is het Europese embargo op de uitvoer van wapens naar Libië opgeheven. Sindsdien heeft het regime van Khadaffi geen gebrek aan leveranciers gehad: Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje, Oostenrijk en Zwitserland. En dan zijn er nog de landen waarmee militaire samenwerking op touw is gezet: Spanje, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten, Italië en Griekenland," staat te lezen in de Belgische krant Le Soir. In België wordt wapenfabrikant FN Herstal, die voor 100 procent is handen is van de Waalse overheid, ervan verdacht geweren, mitrailleurs en handgranaten te hebben verkocht aan Libië. De regionale regering voert ter verdediging aan dat de wapens in kwestie "uitdrukkelijk" waren bestemd voor een "missie ter bescherming van het transport van humanitaire hulp voor Darfur".
