Met een duidelijk “ja” hebben de Turken op 12 september de grondige herziening van de grondwet goedgekeurd. De veranderingen, naar idee van de conservatieve islamitische partij van premier Recep Tayyip Erdogan, richten zich vooral op het terugdringen van de macht van de militairen in de hoogste gerechtelijke instanties van het land. Erdogan heeft zo, precies dertig jaar na de militaire coup van 1980, een driedubbele overwinning binnen weten te halen.
Ten eerste heeft hij zijn positie in de race voor de parlementsverkiezingen van volgend jaar, waar hij zich voor de derde keer achtereenvolgend beschikbaar zal stellen, weten te versterken. Ten tweede heeft hij het leger zijn bevoorrechte positie in tal van belangrijke instanties weten te ontnemen. En ten derde komt Erdogan zo tegemoet aan de Europese Unie, die als een van de voorwaarden van de toetreding van Turkije tot de Unie had geëist dat er een grotere democratisering van het openbare leven en belangrijke gerechtelijke instanties zou komen.
Vreemd genoeg, gaat de ‘Europeanisering’ van Turkije ten koste van de scheiding tussen kerk en staat: de partij die het proces in gang heeft gezet is een religieuze partij. Dit verklaart waarom de uitslag van het referendum met tevredenheid is ontvangen, maar ook waarom er een gevoel van bedachtzaamheid heerst in de Europese hoofdsteden. Maar wat betreft het toenaderingsproces van Turkije, is het nu de beurt aan de 27 lidstaten. Erdogan kan ze vertellen dat hij zijn nek heeft uitgestoken om aan hun eisen te voldoen. Het is nu aan de lidstaten om te tonen dat ze bereid zijn –politieke- risico’s te nemen om de toetredingsonderhandelingen tot een goed einde te kunnen brengen.
Gian Paolo Accardo