Vanaf 11 januari worden de benoemde Eurocommissarissen één voor één gehoord voor het Europees Parlement. Gedurende drie uur moet elk van hen vragen van de afgevaardigden beantwoorden. Vragen over onderwerpen zover zijn of haar bevoegdheden reiken, over zijn (haar) toekomstvisie of zijn (haar) mening over maatschappelijke kwesties, internationale politiek of economie. Het gaat er voor de commissarissen om te bewijzen dat ze niet slechts notarissen zijn, belast met het uitvoeren van de beslissingen die door de Europese Raad worden genomen, of de lijn volgen die voorzitter José Manuel Barroso uitzet. Voor de Europarlementariërs is dit de gelegenheid om een van hun meest zeldzame en waardevolle bevoegdheden uit te oefenen: ze kunnen namelijk de hele nieuwe Commissie afwijzen wanneer één of meer kandidaten niet voor hun examen slagen.
Dit examen dat de meeste ministers in onze landen nog nooit hebben moeten afleggen en waarvoor een aantal waarschijnlijk niet zal slagen, vormt zo een van de zeldzame gelegenheden waarbij een democratische controle wordt uitgevoerd over de Europese instellingen die - vaak terecht - worden verweten ondoorzichtig te zijn.
Ondanks dat de politieke machthebbers stilzwijgend hadden afgesproken de benoemde commissarissen te sparen, lijken de Eurovertegenwoordigers, net als in 2004, zich niet te hebben voorgenomen om de verklaringen van goede trouw en goede wil van de kandidaten passief aan te horen. Toentertijd heeft de Italiaan Rocco Buttiglione, die werd beschuldigd van homofobie, dit aan den lijve ondervonden. Dit keer is het de Bulgaarse Roumiania Jelevia die in het beklaagdenbankje zit; zij heeft naar verluid financiële belangen achtergehouden. De parlementariërs zijn gretig om de hun door het Verdrag van Lissabon verleende nieuwe bevoegdheden toe te passenn: ze kunnen wijzigingen, of zelfs herbenoemingen eisen. Zullen ze dat doen?
Gian Paolo Accardo