“Riskante begroting, rating Italië omlaag”, zo kopt La Stampa. Op 9 juli verlaagde kredietbeoordelaar Standard &Poor’s de kredietwaardigheid van Italië van BBB+ naar BBB. Volgens het dagblad komt dit doordat “de begrotingsdoelstellingen van het land voor 2013 op het spel staan door meningsverschillen over belastingverlagingen binnen de coalitieregering.”
Door het nieuws schoot de rente op staatsobligaties de lucht in en maakte premier Enrico Letta duidelijk dat Italië nog steeds “onder speciaal toezicht’ staat. Toch denkt het dagblad dat de beslissing Italië “niet veel schade mag berokkenen, aangezien de kredietbeoordelaars zelf nog in opspraak zijn vanwege recente, zelfzuchtige blunders”.
Niettemin wijst econoom Federico Fubini er in La Repubblica* op dat het internationale vertrouwen in Letta op aan het raken is:
Analisten stelden hun oordeel uit in afwachting van de vraag of de nieuwe regering de problemen van het land zou aanpakken. Nu geven kredietbeoordelaars, het IMF en zelfs de Europese Commissie Italië dezelfde boodschap: Italië moet niet de consumptie aanwakkeren, maar zijn ruggengraat laten zien. […] Volgens gegevens heeft Italië de grootste productiviteitskloof van de eurozone en de hoogste loonkosten ten opzichte van zijn productiewaarde.