Fragment uit "Karla og Jonas", van Charlotte Sachs Bostrup.

Filmsubsidie, een vorm van sociale gerechtigheid

Terwijl de meeste landen bezuinigen op cultuur, vaart Denemarken een andere koers. De Deense filmindustrie is een van de grootste van Europa geworden dankzij een beleid dat gericht is op subsidiëring, met name van jeugdfilms.

Gepubliceerd op 20 januari 2012 om 15:47
Jens Juncker-Jensen  | Fragment uit "Karla og Jonas", van Charlotte Sachs Bostrup.

**Welk belang is er gediend met het uitgeven van belastinggeld om films te subsidiëren? Waarom kunnen ze niet "voor zichzelf zorgen"? Henrik Bo Nielson, directeur van het Deense filminstituut (Det Dansk Filminstitut), legt uit dat politici al begin jaren 70 van de vorige eeuw op overtuigende wijze en met een langetermijnvisie een antwoord hebben gegeven op deze vragen.

In Denemarken waren dit belangrijke vragen, maar ze zijn niet langer onderwerp van discussie. Bovendien werd er in het antwoord rekening gehouden met de ambities die politici zichzelf hadden gesteld ten aanzien van burgers en vooral ook van kinderen. Deze ambities zijn blijven groeien. Dat blijkt bijvoorbeeld duidelijk uit de wet die in de jaren tachtig van de vorige eeuw bepaalde dat een kwart van het totale bedrag aan jaarlijks toegekende filmsubsidies, circa 70 miljoen euro, moest worden geïnvesteerd in activiteiten en producties met kinderen en jongeren als doelgroep.**

Geen enkele Portugese productie haalde de top 40

**De cijfers spreken voor zich: jaarlijks worden er in Denemarken bijna 13 miljoen kaartjes verkocht in de 162 bioscopen van het land. Dit komt neer op een gemiddelde van 60 bioscoopbezoekers per voorstelling. In de top 20 van de meest bekeken films schommelt het aantal Deense producties tussen de vijf en de acht, afhankelijk van het jaar. Gemiddeld financiert de overheid 25 lange speelfilms en 30 documentaires. Het gemiddelde budget per film bedraagt 2,5 miljoen euro en de overheid financiert bijna 33 procent van de uitgaven. Ter vergelijking: in Portugal werden in 2010 16,5 miljoen bioscoopkaartjes verkocht en kwamen 22 nationale lange speelfilms tot stand, maar geen enkele Portugese productie haalde de top 40. De Deense filmmarkt, waaronder ook voorstellingen vallen in achterafzaaltjes en uitzendingen via publieke televisiezenders, wordt voor bijna 20 procent gevormd door nationale films (in Portugal gaat het om 2,5 procent).

Bo Nielsen twijfelt er niet aan dat deze cijfers het resultaat zijn van de kwaliteit die de Deense film heeft weten te verwerven, van de financiële steun, maar vooral van het "talent "en het "plezier" die al jarenlang alleen maar toenemen. "Als men dat nastreeft", vertelt hij, "moet men ook inzien dat hiervoor een nationaal filmbeleid nodig is subsidies beschikbaar moeten worden gesteld". "We kunnen onmogelijk bestaan van het slechts op de markt brengen van films en tegelijkertijd films van goede kwaliteit maken. Gelukkig hebben bijna alle Europese landen besloten dat het beschikbaar stellen van financiële steun noodzakelijk was. Het idee dat in heel Europa opgeld doet is dat iedereen de mogelijkheid wil hebben zijn eigen verhaal te vertellen. We kunnen vaststellen dat Deense burgers tegenwoordig films financieren door het betalen van belasting, maar daar tegelijkertijd van profiteren, zoals blijkt uit de statistieken."**

Nieuwsbrief in het Nederlands

Een kwestie van sociale gerechtigheid

Maar dit succesverhaal is al begonnen toen de aandacht nog was gericht op het opleiden van professionals in de sector, lang voordat dit subsidiebeleid in werking was getreden. De Deense filmacademie kreeg een flinke subsidie van de overheid en floreerde in de jaren 70 van de vorige eeuw. In uitzonderlijke jaren slaagde zij erin om zes regisseurs voor de filmmarkt af te leveren van wie er slechts één of twee uit een ander Scandinavisch land afkomstig waren. Zo werd een sfeer van concurrentie gecreëerd die aantrekkelijk bleek voor jonge creatievelingen. “Het is niet nodig om het budget grotendeels aan films te besteden die het grote publiek gaat bekijken”, zegt Bo Nielson. “Als je dat zou doen, zou alle financiële steun bijna volledig opgaan aan familiefilms en vampierfilms. Net als bij kunstsubsidie moet je je richten op de ontwikkelingen waar de markt zijn neus voor lijkt op te halen. Als je politici hebt die bereid zijn bijna 1,5 miljoen euro in een film te investeren waar maar weinig mensen naar gaan kijken, op voorwaarde dat de film in artistiek opzicht interessant is, zorg je ervoor dat de filmkunst zich blijft ontwikkelen.

We kunnen bevestigen dat de sleutel tot succes afhangt van de aandacht die wordt besteed aan jongeren. Een kwart van het totale jaarlijkse budget voor deze sector wordt geïnvesteerd in films voor kinderen. Dat heeft een enorm effect. Het heeft vooral tot gevolg dat het steeds makkelijker wordt producties van andere genres te financieren naarmate het aantal bezoekers stijgt. In 2010 was een kwart van de honderdduizenden bezoekers van de Cinematheek in Kopenhagen jonger dan zeven jaar.

Er is dus bestaand beleid, een beleid binnen de productie zelf, dat zich uitstrekt tot de marketing en distributie van films die regelmatig worden vertoond tijdens speciale voorstellingen voor schoolkinderen. Elk jaar worden de programma's uitgewerkt om te zorgen dat alle kinderen hiervan kunnen profiteren, zowel scholieren als peuters en kleuters. Er zijn handleidingen voor onderwijzend personeel (waar ouders ook gebruik van kunnen maken), zodat de films van tevoren kunnen worden behandeld. Een enorme collectie (honderden) korte films en documentaires kunnen gratis worden gedownload via de website van het instituut.

Volgens Bo Nielsen is subsidie voor films voor jongeren en kinderen ook een kwestie van sociale gerechtigheid. "Het is duidelijk dat kinderen uit de midden- en betere klassen vaak naar de bioscoop gaan. Zij krijgen goede opleiding. Maar zouden kansarmere kinderen ook naar de bioscoop kunnen gaan als de overheid niet over de brug zou komen? Het antwoord luidt nee, dat kunnen ze dan niet."

Filmfestivals

“Made in Denmark” valt vaak in de prijzen

Naast het feit dat veel bioscopen zich verheugen in grote bezoekersaantallen, levert de florerende Deense filmindustrie ook een ware prijzenregen op voor films “made in Denmark”. Alleen al in 2011 ontving Hævnen (In a Better World) van Susanne Bier een Golden Globe en een Oscar voor beste buitenlandse film, terwijl de film Melancholia van Lars von Trier tijdens het filmfestival van Cannes de prijs kreeg voor beste vrouwelijke hoofdrol (Kirsten Dunst) en Drive, van Nicolas Winding-Refn, de prijs voor beste regie. Het jaar ervoor ontving de documentaire Armadillo van Ronnie Fridthjof de Grote Prijs van de week van de recensent. In de categorie jeugdfilms won Kidnappet van Vibeke Muasya twee Gouden Olifanten tijdens het Filmfestival van Hyerabad, en tijdens het Festival van Zlín (Tsjechië) in 2010, het oudste festival voor dit soort films, kreeg Karla og Jonas van Charlotte Bostrup de Don Quichot Award en Storm van Giacomo Campeotto de Gouden Appel.

Tags

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp