Boze mijnwerkers protesteren op 18 juni in het Noord-Spaanse Langreo (regio Asturië) tegen de geplande bezuinigingen.

Sombere toekomst voor mijnwerkers

Spaanse mijnwerkers, die eind mei in staking zijn gegaan, beginnen aan een mars voor het behoud van steun aan de steenkoolmijnen. Maar in tijden van crisis lijkt zo'n poging om een oud beroep van de ondergang te redden kansloos.

Gepubliceerd op 22 juni 2012 om 15:51
Boze mijnwerkers protesteren op 18 juni in het Noord-Spaanse Langreo (regio Asturië) tegen de geplande bezuinigingen.

Precies 50 jaar geleden, op 21 juli 1962, vertrouwde dictator Francisco Franco zijn neef en militair secretaris luitenant-generaal Francisco Franco Salgado-Araujo, toe dat als Spanje zou worden toegelaten tot de toenmalige Europese Economische Gemeenschap (de huidige Europese Unie), de Spaanse kolenmijnen daar ernstig nadeel van zouden ondervinden.

Een halve eeuw later vormen de Spaanse kolen- en antracietmijnen, net als in 1962, het toneel van een bitter conflict, met gewelddadige botsingen tussen mijnwerkers en politie, mijnsluitingen in Astrurias en León en steeds verder oplopende spanningen.

Wat nu wordt uitgevochten is de laatste strijd voor het overleven van een economische sector die al bestaat sinds 1801 en in streken als Asturië meer wordt gezien als grootschalige industrie dan als louter ambacht.

De Europese Unie, die twee jaar geleden besloot om overheidssteun aan steenkoolmijnen vanaf eind 2014 te verbieden, heeft kort geleden ingestemd met de instandhouding tot 31 december 2018 van mijnen die alleen met staatssteun kunnen overleven, wat in Spanje voor vrijwel de gehele kolenmijnbouw geldt.

Nieuwsbrief in het Nederlands

Uitstel van executie

De sector wist zich dus bedreigd door een zekere dood, maar kon hierdoor rekenen op zes jaar uitstel van executie en wellicht zelfs verder uitstel in de toekomst. Tenslotte leeft de Spaanse kolenmijnbouw al 90 jaar onder de permanente dreiging van liquidatie die steeds weer wordt uitgesteld.

Maar om te voldoen aan de door Brussel opgelegde begrotingseisen om het overheidstekort terug te dringen, heeft de regering Rajoy in de rijksbegroting voor 2012 een bezuiniging opgenomen van 190 miljoen euro op de directe hulp aan de steenkoolmijnen, wat neerkomt op een drastische verlaging van de subsidie met 63 procent.

Zonder die financiële steun zullen de meeste mijnbouwondernemingen volgens werkgevers en vakbonden echter failliet gaan, en zij worden in die mening gesteund door de gemeentebesturen van de mijnbouwsteden, wier inkomsten en werkgelegenheid altijd sterk afhankelijk zijn geweest van de steenkoolmijnen.

Volgens hen zal de mijnbouwsector onmiddellijk instorten als deze begrotingsmaatregel (verlaging van de financiële steun van 301 naar 111 miljoen euro) niet wordt uitgesteld, want Spanje had zichzelf immers zes jaar de tijd gegeven om te voldoen aan de door de EU geëiste sluiting van de minst concurrerende mijnen.

Weinig empathie uit het buitenland

De volkspartij (PP) staat met de rug tegen de muur. Een zwakke houding tegenover de mijnwerkersbeweging zou, met de permanente dreiging van de risisopremie op de soevereine schuld en het strenge toezicht van de markten en de Europese Unie, het gezag en de geloofwaardigheid van de regering ondermijnen en bovendien andere sectoren en beroepen die door de economische en sociale bezuinigingsmaatregelen worden getroffen aanmoedigen om eveneens blijk te geven van hun onvrede.

De huidige economische omstandigheden zijn niet gunstig voor de mijnwerkers. Hoewel hun werk nog altijd zwaar en gevaarlijk is, zijn de lonen, arbeidsvoorwaarden en vooral de mogelijkheid van vervroegd pensioen vergeleken met vroeger sterk verbeterd. Het is dus niet eenvoudig om zich te presenteren als slachtoffer en sympathie te verwerven bij landgenoten in andere sectoren.

Structureel probleem

De Spaanse steenkoolmijnen zitten met een structureel probleem: de meeste zijn zonder staatssteun verliesgevend. De binnenlandse steenkoolmijnbouw is om geologische redenen nooit concurrerend geweest en de sector is al sinds de 19e eeuw een schoolvoorbeeld van Spaans protectionisme.

Mijnwerkers, werkgevers en vakbondsleiders pleiten dan ook voor het voortbestaan van de mijnbouwondernemingen, niet alleen om territoriale en sociale redenen, maar ook op grond van energetische en economische criteria.

Ze stellen dat niet alleen Spanje maar in feite heel Europa, dat met uitzondering van duurzame energie immers zelf niet over andere energiebronnen beschikt, geen afstand moet doen van deze fossiele energie, temeer omdat als nu mijnen worden gesloten die later eventueel weer heropend moeten worden dat onbetaalbaar hoge kosten met zich mee zal brengen.

Niet concurrerend

Veel economen brengen hier tegenin dat het absurd is dat landen als Spanje activiteiten in stand houden waarin ze nooit concurrerend kunnen zijn als het gaat om kosten, productie en kwaliteit. Nu al moet Spanje grote hoeveelheden steenkool uit het buitenland halen: het land importeert tussen de 10 en de 16 miljoen ton per jaar, terwijl de binnenlandse productie blijft steken op 8,5 miljoen.

Zelfs Asturië, dat gedurende anderhalve eeuw de belangrijkste steenkool producerende regio was, is sinds 1967 steeds meer gaan importeren en inmiddels haalt de regionale industrie 70 procent van de steenkoolbehoefte uit het buitenland. Hetzelfde zien we in Europa, waar decennia lang mijnen werden gesloten: de EU produceert nog altijd 130 miljoen ton steenkool, maar importeert ongeveer 160 miljoen.

‘Strategische reserve’

Veel economen zijn van mening dat al die subsidies waarmee de mijnbouw overeind wordt gehouden beter gebruikt kunnen worden voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor de exploitatie van schone energiebronnen, die bovendien geëxporteerd kunnen worden.

Werkgevers en werknemers in de mijnbouwsector, gesteund door lokale politici van alle partijen, maken zich echter eendrachtig sterk voor het behoud van de steenkoolmijnen en pleiten voor een ‘strategische reserve’ aan eigen productie om daarmee het aanbod te garanderen en een zekere mate van energetische ‘soevereiniteit’ te behouden.

Protest

'Zwarte mars' naar Madrid

"Te voet verder om een sombere toekomst tegen te gaan”, meldt La Vanguardia. Op 22 juni vertrokken vanuit Asturië, Castilië en León en Aragon 200 mijnwerkers naar Madrid waar op 11 juli hun ‘zwarte mars’ zal eindigen. Deze drie Spaanse autonome regio’s lijden het meest onder de bezuinigingen van de regering die heeft besloten de subsidies voor de steenkoolmijnen met 63 procent te korten. De betogers willen de inwoners van de steden en dorpen, waarlangs de mars zal gaan, motiveren zich bij hen aan te sluiten om zodoende tot een massale intocht in de Spaanse hoofdstad te bewerstelligen.

Sinds 31 mei hebben de mijnwerkers in een vijftigtal steden op verschillende manieren gedemonstreerd waarbij meerdere betogingen uitliepen op harde aanvaringen met de politie. De regering lijkt echter voet bij stuk te houden de bezuinigingen door te voeren.

Tags

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp