Bengalese arbeiders zijn ook onze zorg

De ramp in de fabriek in Bangladesh waarbij meer dan 400 mensen zijn omgekomen, heeft opnieuw de erbarmelijke omstandigheden aan het licht gebracht waarin westerse fabrikanten kleding laten vervaardigen. De EU doet er goed aan druk op de Bengalese autoriteiten uit te oefenen, maar zou ook naar andere landen moeten kijken.

Gepubliceerd op 3 mei 2013 om 14:44

Een ramp waarvan de omvang met de dag groter wordt. Dat is de instorting van het gebouw Rana Plaza, in de stad Savar in Bangladesh, die volgens de laatste berichten meer dan 400 levens heeft gekost. De teller begon, ruim een week geleden, met 87 doden en 1.000 gewonden. Een ander, onheilspellend getal dat nu rondgaat, is het aantal vermisten: 1.000, al zitten daar dubbeltellingen bij.

In het complex van acht verdiepingen, waarvan er drie illegaal zouden zijn bijgebouwd, was onder meer een textielfabriek gevestigd. Werknemers hadden hun baas gewezen op scheuren in de muren, maar hij verplichtte hen op het werk te verschijnen. Anders zou hij een boete op hun karige loon inhouden.

Importeurs hebben verantwoordelijkheid

De eigenaar van het gebouw is gearresteerd. Dat is goed, hij is de eerst verantwoordelijke, maar het is bij lange na niet het halve werk. Het zou bijvoorbeeld heel wat beter zijn geweest wanneer de autoriteiten preventief waren opgetreden tegen de riskante staat waarin het complex verkeerde. En elders in het land, want de instorting van dit gebouw is geen incident. De abominabele arbeidsomstandigheden vergen met veel te grote regelmaat slachtoffers in Bangladesh.

Het drama heeft een keerzijde en die toont de prijs van textiel in sommige westerse winkels. Zoals T-shirts of bikini’s die een paar euro kosten. Dat zou de consument te denken kunnen geven, maar op hem of haar is de verantwoordelijkheid niet af te schuiven. Eerder op de importeurs [zoals Mango and Benetton], die beter dan ze nu doen zich ervan moeten vergewissen in welke situatie hun kleding wordt gefabriceerd.

Nieuwsbrief in het Nederlands

De Europese Unie is de grootste handelspartner van Bangladesh. Wellicht helpt dus het dreigement waarmee buitenlandcoördinator [Catherine] Ashton en de commissaris voor handel [Karel] De Gucht deze week in een verklaring naar buiten traden. Zij waarschuwen Bangladesh dat het de voordelen kan verspelen die het als ontwikkelingsland geniet, zoals de vrijstelling van invoerrechten in de EU.

Bangladesh kan inkomsten kwijtraken door EU

Het probleem van dit soort maatregelen, en zeker van een boycot, is dat Bangladesh er zijn belangrijkste inkomstenbron door kan kwijtraken. En dat die werkzaamheden dan in een ander arm land worden voortgezet onder misschien net zulke of nog beroerdere omstandigheden.

Terecht vraagt de EU aan Bangladesh zich aan de internationaal erkende standaarden te houden van de CSR, de Corporate Social Responsability. Maar verg dit dan ook van andere landen. In minder diplomatieke bewoordingen eisen de woedende arbeiders die in Bangladesh de straat zijn opgegaan, hetzelfde. Het zijn de Bengalese autoriteiten die een einde moeten maken aan deze schandalen.

Tags

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp