Een pompstation in New Delhi.

De revanche van opkomende economieën

De sterke groei van opkomende economieën jaagt de prijzen van grondstoffen en brandstoffen de hoogte in. Juist deze landen bepalen momenteel het tempo van de wereldeconomie. Europa, ingeklemd tussen bezuinigingen en werkloosheid, heeft moeite om dat tempo bij te houden.

Gepubliceerd op 6 januari 2011 om 12:38
Een pompstation in New Delhi.

Terwijl westerse economieën pas op de plaats maken, versnellen China, India en Brazilië juist hun pas. Vandaag de dag zijn het de opkomende economieën die het tempo van de wereldwijde economie bepalen en daarmee de internationale prijzen. Met als gevolg dat er een algemene tendens ontstaat, waarbij de prijzen plotseling flink stijgen, op het slechtst denkbare moment voor de economieën van de rijke landen, die nu het risico lopen dat ze met een dubbel zware last worden opgezadeld, te weten een achterblijvende economische ontwikkeling en een snel oplopende inflatie.

De prijzen van de grondstoffen – van katoen, suiker tot rubber – doen al maanden niets anders dan stijgen. Maar nu de prijs van olie, de voornaamste grondstof, ook in de lift zit omdat die het meest directe invloed op de economie uitoefent, wordt er aan de bel getrokken.

Een vat ruwe olie nadert de psychologische drempel van 100 dollar

In de Verenigde Staten kost een vat ruwe olie al bijna 90 dollar en in Europa komt die prijs nu dicht in de buurt van 95 dollar. Dat is meer dan 15 dollar meer per vat in een jaar tijd. De olieprijs nadert nu op gevaarlijk wijze het niveau van 100 dollar dat door velen beschouwd wordt als psychologische drempel. Als die eenmaal overschreden is, tekent zich de vicieuze cirkel af van financiële speculatie, die tegenwoordig rijkelijk is voorzien van munitie, dankzij de overvloedige hoeveelheden geld die door centrale banken beschikbaar zijn gesteld. Net als in 2008, toen speculaties de olieprijs tot een recordhoogte van 140 dollar per vat hadden opgedreven.

Het Internationale Energie Agentschap (IEA) van de OESO, de organisatie van rijke landen, is zich bewust van het feit dat deze nieuwe, forse stijgingen van de olieprijs nu al ernstige gevolgen hebben voor de economieën van de meest ontwikkelde landen. In 2010 is de olierekening, die de 34 landen van de OESO aan de olie exporterende landen betalen, 200 miljard dollar hoger uitgevallen en bedraagt momenteel bijna 800 miljard dollar: rijke landen hebben het afgelopen jaar een derde meer moeten betalen voor de import van ruwe olie dan in 2009.

Nieuwsbrief in het Nederlands

Volgens het IEA hebben zij daarmee een half punt van hun bbp afgestaan aan de oliesjeiks en dat terwijl het in die periode toch al zo moeilijk was om dat bbp te doen stijgen. Als deze ontwikkeling zich voortzet, zullen deze landen worden geconfronteerd met de bodemloze put van de recessie. "De rekening voor de invoer van olie gaat een bedreiging vormen voor het economisch herstel", waarschuwt Fatih Biro, hoofdeconoom van de IEA. Deze boodschap is gericht aan het adres van de OPEC, de organisatie van olie exporterende landen, die de afgelopen weken echter alle dringende verzoeken om de productie te verhogen naast zich neer heeft gelegd.

Het gaat prijsstijgingen regenen

Weliswaar werpt de onbekende factor van de olieprijs een verontrustende schaduw over de economie voor de komende jaren, toch is de forse stijging van ruwe olie op de korte termijn niet meer dan de grootste wolk aan de horizon. Bijna alle grondstoffen laten prijsstijgingen zien, te beginnen bij de basislevensmiddelen.

Er hoeft niet direct te worden gevreesd voor een nieuwe voedselcrisis, zoals we die in 2007-2008 hebben gezien omdat er verhoudingsgewijs grote voorraden beschikbaar zijn, maar het effect op de prijzen is wel al voelbaar. De index voor voedselprijzen van de FAO is in een maand tijd, namelijk tussen november en december 2010, met 4,2% gestegen. Die index lag, als gevolg van de enorme prijsstijgingen van graan, suiker en vlees sowieso al op een hoger niveau dan in 2008. Ook de prijs voor katoen heeft een recordhoogte bereikt.

De ontwikkelingen op de wereldmarkten voorspellen dus een lastig en moeilijk jaar 2011 voor consumenten, en dan met name in het westen. Het gaat prijsstijgingen regenen en dat in een periode waarin we te maken hebben met hoge werkloosheidscijfers en stagnerende inkomsten: de benzine aan de pomp wordt duurder en dus gaat ook de gasprijs omhoog, aangezien die in Europa is gekoppeld aan de ontwikkeling van de olieprijs. De groothandel heeft de detailhandel nu al laten weten dat de prijzen van bijna alle courante producten, vlees, brood of spijkerbroeken, ook zullen stijgen. Dat wordt niet alleen lastiger te hanteren bij een gezinsbudget, maar ook bij de nationale begroting van lidstaten.

Europeanen lopen een groot risico om in 2011 hun hemd te verliezen

Een logisch gevolg van forse prijsstijgingen is een oplopende inflatie. In december zijn de prijzen in de eurozone met 2,2% gestegen in vergelijking met het jaar ervoor. Dat percentage viel hoger uit dan verwacht, en vooral ook hoger dan de drempel van 2% die de Europese Centrale Bank had willen aanhouden. Feitelijk had de ECB in een andere context de rente al willen verhogen, om zo de prijzen in bedwang te houden.

Dat de ECB dit nog niet heeft gedaan, komt omdat ze het toch al zo broze economisch herstel (met uitzondering van Duitsland) niet in de kiem wil smoren, en misschien nog wel meer omdat een verhoging van de rentetarieven de financiering van de overheidsschulden in de zwakkere landen binnen de eurozone – Griekenland, Spanje, België of Italië – nog moeilijker en duurder zou maken. Anderzijds zullen de Duitsers de ECB onder druk zetten om de rentetarieven te verhogen als de inflatie geen pas op de plaats maakt. Europeanen lopen een groot risico om in 2011 hun hemd te verliezen en Europa staat aan de rand van een nieuwe financiële en politieke crisis.

Handel

Europa verdeeld

Europa heeft wederom moeite om een gemeenschappelijk standpunt in te nemen om ervoor te zorgen dat de overname van Europese ondernemingen door investeerders uit opkomende economieën, in het bijzonder China, aan banden wordt gelegd, bericht Le Monde. De initiatieven van de Europese commissarissen Antonio Tajani en Michel Barnier die door Frankrijk worden ondersteund, stuiten op verzet van Duitsland (want dit land is zeer afhankelijk van zijn export), Groot-Brittannië en de Scandinavische landen, die tegen alle maatregelen van protectionistische aard zijn. Volgens de Franse krant komt dit meningsverschil op het niveau van de industrie tot uiting door het ontbreken van een daadwerkelijk Europees beleid, of het nu gaat om CO2-heffingen, technologische standaards voor elektrische auto’s of steun aan de automobielindustrie. De zevenentwintig lidstaten zijn het er wel over eens dat een grotere wederkerigheid in de handelsverhoudingen wenselijk is, met name op het gebied van openbare aanbestedingen met de zogenaamde BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China), want de bedrijven in die landen “profiteren van staatssteun om de Europese markten te veroveren en Europese technologieën aan te schaffen”.

Tags

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp