Bruxelles, la Grand-Place. Photo de Mili - DR

Adiós Bruxelles

Schrijver en oud-minister César Antonio Molina haalt herinneringen op uit zijn tijd in Brussel: de typerende sfeer van de stad, zijn internationale collega's, de culturele en taalkundige diversiteit... en filosofeert over de toekomst van Europa.

Gepubliceerd op 14 mei 2009 om 14:56
Bruxelles, la Grand-Place. Photo de Mili - DR

Wanneer ik in Brussel uit het vliegtuig stap, herinneren de sneeuw en wind me aan deze versregels van de Amerikaanse dichter Archibald Macleish: “All night in Brussels the wind had tugged at my door”, "De hele nacht klopte de wind in Brussel aan mijn deur". Het is vier uur 's middags en al aardedonker. Aangekomen in hotel Amigo, rue de l'Amigo 1-3, voel ik me al snel weer thuis. Stemmen in alle talen, en een druk komen en gaan van mensen. Mijn onbehagen wordt echter een stuk minder door de rustige en comfortabele omgeving. In mijn kamer aangekomen, open ik de gordijnen en zie het bekende kantoorgebouw aan de overkant. Als ik mijn raam zou opendoen, zou ik gemakkelijk kunnen praten met de bewoners van het pand, dappere ambtenaren die mij in mijn slaap tot aan het ochtendgloren vergezellen met hun werk. Als ik de tijd zou nemen verder te kijken, zou ik van hun gezichten hun levens kunnen aflezen, gevormd door evenzovele mislukkingen. De wachttijden die er voor hun projecten gelden is de koninginnengelei die de larven van de lidstaten voedt. De ambtenaren verdelen vooral tijd: een zeldzaam goed, van onschatbare waarde.

In de ovalen en veel te grote vergaderzaal begroeten de Europese ministers van Cultuur ons altijd alsof deze ontmoeting de laatste is. Het rad van fortuin blijft draaien en er zijn nog maar zes maanden over om een groot aantal verandering door te voeren. Bij de bekende gezichten voegen zich nieuwe, allemaal diep onder de indruk. Vervolgens praat iedereen over wat hem bezighoudt en wordt er geprobeerd medestanders te vinden onder degenen met vergelijkbare standpunten. Ik hoor slechts zelden het woord Europa. Misschien rust daar een taboe op? De verschillende identiteiten zijn zo sterk dat we nog een lange weg te gaan hebben voordat we ze kunnen delen en ze onszelf eigen kunnen maken. Besluiten gaan gepaard met eindeloze discussies en de voortgang is enorm traag.

Frankrijk geeft het meest blijk van gemeenschapszin en het is altijd aan Frankrijk te danken dat iedereen tot rede wordt gebracht. Het Verenigd Koninkrijk en consorten zijn over het algemeen dwars, ondankbaar en egoïstisch. Duitsland aarzelt. De anderen proberen hun individuele verleden te laten aansluiten op de toekomst.

Urenlang luister ik naar wat mijn heldhaftige collega's in hun verschillende talen te zeggen hebben. De Britse vertegenwoordiger geeft een Welse landgenoot een aantal minuten spreektijd om zich uit te drukken in zijn eigen taal, zoals ik zo vaak heb gedaan met onze taalgemeenschappen. Talen vormen het grootste culturele erfgoed van de 21e eeuw en je kennis ervan – hoe meer je er spreekt, hoe beter het is – geeft je een voorsprong op de arbeidsmarkt.

Nieuwsbrief in het Nederlands

In navolging van de Duitse renaissancefilosoof Nicolaas van Cusa, denk ik wel eens dat het plezier niet voortvloeit uit het kennen van een taal, maar dat het gaat om de oneindige toename van de kennis die men nog niet bezit, en dat de beloning bestaat uit een "ondoorgrondelijk geheim" dat steeds groter wordt. Meestal ben je meer tijd kwijt aan onderwijzen dan aan leren. Het ontbreekt vaak aan eenvoud en bescheidenheid. Voor Spinoza waren deze kwaliteiten een soort van ambitie: de wens te doen wat mensen bevalt, en datgene wat ze niet bevalt te vermijden.

De cultuur die we door zoveel eeuwen heen deelden is een onontbeerlijk onderdeel bij het samensmeden van het continent, maar het is ons nog niet duidelijk hoe we de lasbrander moeten gebruiken. Er maakt zich een vreemd gevoel van mij meester, ik weet niet of ik mij te vroeg of te laat ben gaan bezighouden met de Europese politiek. Voor Cicero waren de zaken veel helderder: "Ik ben laat opgestaan en onderweg / werd ik overvallen door de Romeinse nacht". Cicero dacht dat zijn politieke leven te laat begonnen was, toen de ondergang van het vrije Rome al in gang was gezet. Gaat Europa ten onder? Gaan de volken of de Staten ten onder?

Wanneer ik de ovalen zaal verlaat en op zoek ben naar de lift van waaruit ik opnieuw in de Brusselse mist beland, word ik overmand door heimwee. Romantici noemen dit regressie: de terugkeer naar een plek waar goed noch kwaad bestaan. "Waarheen gaan wij toch?" vroeg Novalis zich af uit naam van al zijn Europese tijdgenoten. De vraag en het antwoord erop zijn nog altijd actueel: “Immer nach Hause” , "Altijd naar huis". Maar waar is dat?

Een deel van de dag is al voorbij. De zon, die bleek door de mist heen schijnt staat op het punt te verdwijnen. In restaurant de Aux Armes de Bruxelles eet ik mosselen met friet. Ze zijn klein en smaken anders dan in Lorbé, maar wat kan ik eraan doen? Als ik weer op straat sta, hoor ik de wind die nog steeds aan hoteldeuren rammelt.

Tags

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp