In de straten van Split werd met bakstenen gegooid naar vreedzame mensen, naar Europeanen, tijdens een gewelddadige demonstratie van tienduizend homohaters tegen vierhonderd deelnemers aan de eerste Gay Pride parade die in de tweede stad van Kroatië werd gehouden. Laten we dus niet te snel juichen over het einde van de onderhandelingen voor een lidmaatschap.
De gebeurtenissen in Split duiden er op dat er veel redenen zijn om aan te nemen dat europeanisering geen onmiddellijke behoefte van onze samenleving is, maar een proces dat is opgelegd door de heersende europese machten. En zelfs vanuit een puur formeel gezichtspunt bezien is nog niets definitief geregeld. De twee jaren die ons scheiden van het EU-lidmaatschap lijken een eeuwigheid.
We zijn te snel de vorige obstakels vergeten waarover ons land op de lange weg naar Europa is gestruikeld. In december 1995 waren we, vanwege de misdaden die werden begaan tijdens operatie storm [tegen de serviërs in de regio krajina, red.], het eerste land dat de toegang tot de raad van europa werd geweigerd. Destijds was [de huidige premier, red.] Jadranka Kosor vice-voorziiter van het parlement en Ivo Sanader [haar voorganger, die momenteel in het Oostenrijkse Graz gevangen zit wegens corruptie, red.] minister van Buitenlandse Zaken.
Tien jaar later werden de lidmaatschapsonderhandelingen uitgesteld wegens de mislukte arrestatie van generaal Ante Gotovina [commandant van de Kroatische troepen tijdens Operatie Storm, red.], toen Sanader premier was en Kosor zijn naaste adviseur. Met dit duo aan de macht zijn we het land geworden waarmee de onderhandelingen het langst hebben geduurd – zes eindeloze jaren. In 2000 werd ons beloofd dat we in 2006 tot de EU mochten toetreden. En Sanader had de blauwe vlag met de gouden sterren al in het centrum van Zagreb gehesen, als een marathonrenner die zijn overwinning al bij het 30 kilometerpunt begint te vieren.
Kroatië was eind jaren 80 meer op Europa gericht dan nu
Het tweede stuk van het marathonparcours zou wel eens het lastigste kunnen blijken, want in die laatste kilometers moeten we onze eigen zwakheden overwinnen. Bovendien moet er een referendum over het lidmaatschap worden georganiseerd. De weigering van de regering om te luisteren naar de zorgen die worden geuit over een mogelijke mislukking van dit plebisciet is verbazingwekkend. Òf de regering vreest de uitslag van het referendum, maar weet niet goed hoe ze snelheid moet minderen, òf ze is ervan overtuigd dat de ja-stemmers toch wel zullen winnen, zodat er niets meer gedaan hoeft te worden.
Paradoxaal genoeg was Kroatië aan het eind van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig, tijdens de overgangsperiode tussen de val van het socialisme en het begin van de 'democratuur' [van de nationalistische leider Franjo Tudjman, red.], méér op Europa gericht dan nu. Destijds was europeanisering iets dat onder het volk leefde, terwijl het vandaag de dag van bovenaf wordt opgelegd. Intussen heeft de samenleving de anti-Europese houding van Tudjman omarmd, waarop de HDZ [de regerende Kroatische Democratische Unie, red.] de staat heeft gebaseerd.
Wie kan, kijkend naar de schaamte die ons is aangedaan door de homofobe menigte in split, nog geloven dat onze maatschappij niet isolationistisch, gesloten en xenofoob is? Laten we daarom niet te vroeg juichen. Er moet druk worden uitgeoefend op de regering, zodat zij in de laatste meters van de race niet buiten adem raakt. Is er wel zo veel om over te juichen, nu we tot de EU kunnen toetreden, zes jaar nadat Bulgarije en Roemenië dat hebben gedaan?