Who’s afraid of Berlusconi?

Gepubliceerd op 14 december 2012 om 16:30

“De opgewonden en overdreven reacties van sommige Europese politici op de aankondiging van mijn politieke comeback zijn een belediging voor de keuzevrijheid van het Italiaanse volk”: de uitspraken van Silvio Berlusconi in Europees verband waren vaak pijnlijk, maar dit keer kunnen we hem toch moeilijk ongelijk geven. De simpele aankondiging van een inwoner van de Europese Unie dat hij van plan is om een fundamenteel democratische recht uit te oefenen was voldoende om een lawine aan commentaar te veroorzaken, waarbij de nadruk lag op verontwaardiging en onbegrip. Vooral de Duitse bondskanselier Angela Merkel bezondigde zich daaraan, omdat een terugkeer van “Il Cavaliere” volgens haar een ernstige bedreiging zou zijn voor de hele Europese Unie.

Toch deelt niet iedereen in Duitsland deze opvatting. Wolfgang Münchau schreef in Der Spiegel dat als gevolg van de kandidatuur van Berlusconi, die de fameuze spread (het renteverschil in vergelijking met Duitse staatsobligaties) ”oplichterij” noemde, bedoeld om het door Duitsland opgelegde bezuinigingsbeleid te rechtvaardigen, nu ”voor het eerst in de verkiezingscampagne in een grote Europese lidstaat het crisisbeleid centraal staat. […] Er komt in Italië een groot politiek debat over de vraag of het juist is om tijdens een recessie in de overheidsuitgaven te snijden en het Duitse dictaat van bezuinigingen te blijven volgen. Ik vind dat een uitstekende zaak”.

Los van de conclusie wordt deze analyse beslist door de meeste Europese leiders onderschreven, en daar zit hem nu juist het probleem: tot nu toe werd de “consensus van Brussel” waarop de reactie op de eurocrisis is gebaseerd steeds buiten het democratisch debat gehouden. Dat gebeurde om voor de hand liggende redenen. De simpele, maar vergezochte mogelijkheid dat Italië, wereldwijd nummer vier qua omvang van de staatsschuld, dwars gaat liggen en daarmee het toch al rammelende Europese crisisbeleid laat ontsporen, was voldoende om paniek op de markten te veroorzaken en om de stabiliteit van de perifere lidstaten te bedreigen.

De crisis heeft voor eens en altijd laten zien dat de komst van de euro het begrotingsbeleid heeft onttrokken aan de nationale soevereiniteit. Een van de laatste voorstellen die zijn gedaan tijdens wat ook wel “de federalistische agenda” is gaan heten, was juist de vorming van een “ministerie van financiën” van de eurozone dat zou zorgen voor een convergerend begrotingsbeleid. Daarentegen blijft de politieke unie die de democratische legitimatie van de EU zou moeten vormen, een veel verder verwijderd en vager perspectief.

Nieuwsbrief in het Nederlands

In afwachting van haar concretisering kunnen we niet anders dan getuige zijn van de voortzetting van een eindeloze reeks “beslissende toppen”, waarbij de leiders van de sterkste landen achter gesloten deuren overeenstemming bereiken, net als in een eeuwigdurend Weens Congres: een model in het verleden al heeft bewezen niet te werken. Als we doorgaan met het opleggen van het naleven van besluiten die tussen twee Brusselse toppen in worden genomen, met in meerdere of mindere mate bedekte pressie en dreiging en het systematisch opplakken van het etiket “populist” op mensen die weigeren om akkoord te gaan - zoals al drie jaar het geval is bij alle verkiezingen in perifere lidstaten - kan dat de wildgroei van figuren als Silvio Berlusconi en Viktor Orbán alleen maar in de kaart spelen.

In het debat over de politieke unie wordt één detail stelselmatig genegeerd: de Europese Unie heeft al een uitvoerende macht en ministers: namelijk de Europese Commissie en haar leden, zelfs al hebben we de neiging om ze te vergeten. Zoals al bleek uit de onderhandelingen over de EU-begroting heeft de versterking van de intergouvernementele aanpak - bekroond met de overigens overbodige instelling van een verantwoordelijke voorzitter van de Europese Raad - de rol van de Commissie overschaduwd, wier huidige voorzitter onder andere werd gekozen, omdat hij niet erg geneigd is zijn werkgevers tegen te spreken. Maar dit probleem dateert al van ruim voor het voorzitterschap van José Manuel Barroso. Het feit dat de Europese uitvoerende macht niet afhankelijk is van het Europees Parlement maar van een hele rits soevereine leiders is een institutionele afwijking die de Europese Unie beslist dichter in de buurt brengt van monarchieën uit de 16e eeuw dan van democratische staten.

Het idee om het Europees Parlement - de enige instelling van de EU die direct wordt gekozen - een bevoegdheid toe te kennen die haar toch rechtens lijkt toe te komen (zoals onlangs opnieuw aangekaart door dagblad Trouw, ”pas als de samenstelling van de Commissie wordt gekoppeld aan de kleur van het parlement, kan de stem van de burger ook een stem zijn voor de richting van de EU.”, zou uiteindelijk een einde maken aan de periode van technocraten en noodregeringen. Tot die tijd zullen we vertrouwen moeten blijven houden in nationale democratieën en die ook eerbiedigen. Europeanen hebben al laten zien dat ze op verantwoorde wijze kunnen stemmen als dat in hun belang is: laten we hen dan ook zelf een oordeel laten vellen over Silvio Berlusconi en zijn kornuiten.

Tags

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp