Kies een taal
De terroristische aanslag die de rechts-extremist Anders Behring Breivik op 22 juli 2011 pleegde, had voorkomen kunnen worden. Die conclusie staat te lezen in het rapport dat de onafhankelijke onderzoekscommissie, Commissie 22 juli, op 13 augustus presenteerde over de aanslag in Oslo en de moordpartij op Utøya, waarbij 77 mensen de dood vonden.
“De Commissie 22 juli: de bomaanslag had voorkomen kunnen worden. De politie had eerder op Utøya kunnen aankomen. Er hadden veel levens gespaard kunnen worden”, vat Aftenposten op zijn voorpagina samen. Volgens de krant is de harde conclusie van de commissie, voorgezeten door advocate Alexandra Becht Gjørv, dat de autoriteiten de mogelijkheid van een bomaanslag niet serieus hebben genomen.
En toch, voegt de krant daaraan toe, was het mogelijk geweest de aanslag op het regeringsgebouw te voorkomen “door de bestaande veiligheidsmaatregelen toe te passen”. Bovendien “had de politie veel sneller in actie moeten komen” op het eiland Utøya. Daar ging Breivik naartoe nadat hij een explosief in het centrum van Oslo tot ontploffing had gebracht. Op het eiland vond op dat moment een bijeenkomst van de sociaaldemocratische jongerenpartij plaats. Ten slotte hadden de inlichtingendiensten alerter moeten reageren op de extremistische ideeën van Breivik, en hem moeten arresteren voordat hij kon toeslaan. Het rapport roept in de Noorse pers heel wat kritiek op:
Het falende beleid dat de commissie heeft blootgelegd, is het resultaat van een gebrek aan leiderschapscultuur dat in de Noorse politiek en overheid diepgeworteld is.
Dat schrijft Bergens Tidende in een blogartikel terwijl de populistische krant VG onomwonden roept om het ontslag van de premier, de sociaaldemocraat Jens Stoltenberg:
Stoltenberg aanvaardt de consequenties van de gebeurtenissen op 22 juli. Hij wordt gesteund door de meerderheid in het parlement en kan dus aanblijven. Hij zou echter de eer aan zichzelf moeten houden, en vertrekken.
