Porte-au-Prince (Haïti), 13 januari 2010. (AFP)

Een ramp voor mensen, door mensen

De internationale gemeenschap scharrelt hulp bij elkaar voor Haïti na de aarbeving van 13 januari. Maar volgens Peter Hallward is de internationale gemeenschap medeverantwoordelijk voor de economische verwoesting waar het land onder gebukt gaat en die het land extra kwetsbaar maakt voor natuurrampen, zo stelt hij in The Guardian.

Gepubliceerd op 14 januari 2010 om 16:25
Porte-au-Prince (Haïti), 13 januari 2010. (AFP)

Iedere grote stad ter wereld zou enorm beschadigd zijn door een aardbeving met de omvang van de beving die Haïti's hoofdstad op 12 januari verwoestte, maar het is niet toevallig dat het grootste gedeelte van Port-au-Prince er nu uitziet als een oorlogsgebied. Een groot deel van de verwoesting die door deze laatste en meest rampzalige catastrofe werd veroorzaakt kan het best gezien worden als een door de mens veroorzaakt gevolg in een lange en afschuwelijke reeks ellende. Het land kreeg bovendien meer rampen te verduren dan welk ander land dan ook. Bij de enorme aardbeving van 7 mei 1842 kwamen waarschijnlijk alleen al in de noordelijke stad Cap Haitien 10.000 mensen om het leven. Het eiland wordt regelmatig getroffen door orkanen; de stormen van september 2008 zetten de stad Gonaïves onder water en vernietigde er een groot deel van de kwetsbare infrastructuur, waarbij meer dan duizend mensen omkwamen.

Pogingen tot ontwikkeling werden door Amerika gedwarsboomd

De volledige omvang van de schade die deze aardbeving heeft veroorzaakt, zal pas over een aantal weken duidelijk worden. Maar het is nu al overduidelijk dat de impact ervan het resultaat is van een zelfs al langer durende geschiedenis van opzettelijke verarming en het onmondig maken van de bevolking. Haïti wordt gewoonlijk omschreven als "het armste land op het westelijk halfrond". Deze armoede is de directe erfenis van wat misschien wel het meest gewelddadige systeem van koloniale uitbuiting uit de wereldgeschiedenis is, gecombineerd met decennia van systematische postkoloniale onderdrukking. De nobele "internationale gemeenschap" die momenteel haar "humanitaire hulp" bijeenscharrelt om naar Haïti te sturen, is in grote mate verantwoordelijk voor de omvang van de nood die ze nu probeert te lenigen. Vanaf het moment dat de VS het land in 1915 binnenvielen en bezetten, werd iedere poging om Haïti's bevolking (zoals voormalig president Jean-Bertrand Aristide het formuleerde) zich te laten ontwikkelen "van absolute ellende naar waardige armoede", op een gewelddadige en opzettelijke manier gedwarsboomd door de Amerikaanse regering en haar bondgenoten. Aristides eigen regering (gekozen door bijna 75% van het electoraat) was het laatste slachtoffer, omvergeworpen door een internationaal gesteunde coup in 2004 waarbij enkele duizenden personen werden gedood. Bij een groot deel van de bevolking smeult nog altijd de roep om wraak. Sindsdien handhaaft de VN een grote en ontzettend dure vredesmissie in het land, om de situatie te stabiliseren.

Internationale handelsregels houden armoede en onmacht in stand

Nieuwsbrief in het Nederlands

Haïti is nu een land waar, volgens het meest betrouwbare onderzoek, ongeveer 75% van de bevolking "van minder dan $2 (€ 1,40) per dag leeft, en 56% – viereneenhalf miljoen mensen – zelfs van minder dan $1 (€ 0,68) per dag moet rondkomen". Strenge internationale financiële en handelsregels zorgen ervoor dat armoede en onmacht in de nabije toekomst een structureel onderdeel van het Haïtiaanse leven zullen blijven. De afschuwelijke gebeurtenissen in Port-au-Prince van deze week kunnen volledig op het conto van deze armoede en onmacht worden geschreven. Sinds eind jaren '70, dwongen neoliberale aanvallen op de agrarische economie van Haïti honderdduizenden kleine boeren te vertrekken naar de overbevolkte sloppenwijken rond de steden. Hoewel er geen betrouwbare cijfers voorhanden zijn, wonen honderdduizenden inwoners van Port-au-Prince nu in hutjes die de kwalificatie 'huis' niet waardig zijn, vaak hoog tegen de wand van de ontboste ravijnen. De selectie van de mensen die in dergelijke plaatsen en omstandigheden wonen is niet 'natuurlijker' of toevalliger dan de mate waarin ze gewond zijn geraakt. De basisvoorzieningen in de stad – stromend water, elektriciteit, wegen, enz. – blijven jammerlijk ontoereikend, als ze al aanwezig zijn. Het vermogen van de regering om noodhulp op gang te brengen, is vrijwel nul.

Sinds de coup van 2004 wordt Haïti eigenlijk door de internationale gemeenschap bestuurd. Dezelfde landen die nu hun noodhulp naar Haïti willen sturen, stemden in de afgelopen vijf jaar echter steevast tegen de uitbreiding van het VN-mandaat waardoor de missie meer zou kunnen betekenen dan alleen het verlenen van militaire steun. Voorstellen om deze "investering" dan maar te gebruiken voor armoedebestrijding of landbouwontwikkeling werden tegengewerkt, door te blijven vasthouden aan de langetermijn patronen die de distributie van internationale "hulp" bepalen. Als we Haïti op een serieuze manier door deze crisis heen willen helpen, zouden we ook met dit punt rekening moeten houden. Naast het sturen van noodhulp zouden we ook moeten vragen wat we kunnen doen om zelfredzaamheid van het Haïtiaanse volk en de openbare instellingen mogelijk te maken. Als we onze hulp serieus nemen, stoppen we met de controle van Haïti's regering, met het pacificeren van burgers en met de exploitatie van hun economische middelen. En dan zullen we moeten gaan betalen voor ten minste een deel van de schade die we al hebben aangericht.

Noodhulp

De EU rukt uit voor Haïti

Europa heeft zich snel gemobiliseerd om de slachtoffers van de ramp te hulp te schieten. “De Europese Commissie heeft in allerijl 3 miljoen euro uitgetrokken voor Haïti en zijn actieplan voor crisisbeleid geactiveerd”, meldt de Belgische krant Le Soir. Het is “een eerste handreiking”, volgens de woordvoerder van de Commissie, Pia Ahrenkilde Hansen. Een deskundige van de Commissie zal heel binnenkort naar Port-au-Prince gaan om de behoeftes in kaart te brengen. Verschillende lidstaten hebben ook afzonderlijk gereageerd. Frankrijk heeft laten weten twee vliegtuigen te sturen voor humanitaire hulp en 130 reddingswerkers; België stuurt een militair vliegtuig en 60 reddingswerkers. Nederland en Duitsland hebben respectievelijk 2 en 1,5 miljoen euro op tafel gelegd en Londen stuurt een team Britse experts. Na een informele bijeenkomst van de Europese ministers van Europese Zaken, verklaarde de Spaanse staatssecretaris Europese Zaken, Diego Lopez Garrido: “Spanje houdt nauw contact met de vertegenwoordiger voor het Europees buitenlandbeleid, Lady Ashton. Er zal een zo gecoördineerd mogelijk antwoord komen van de EU”.

Tags

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp