Een standbeeld van Yue Minjun bij een bouwplaats van een appartementencomplex in Beijing.

Niet bang voor China

China, inmiddels de tweede economie ter wereld, verontrust met zijn onstuimige groei de andere wereldspelers, zoals de VS en Europa. Toch profiteren Europese ondernemingen ook van de Chinese groei. Zoals Japan in de jaren 1970-1980, is het land geen bedreiging.

Gepubliceerd op 31 augustus 2010 om 12:25
Een standbeeld van Yue Minjun bij een bouwplaats van een appartementencomplex in Beijing.

China is nu officieel de op één na de grootste economie van de planeet. Het land produceerde tijdens het tweede kwartaal net iets meer goederen en diensten dan Japan. Enkel de Verenigde Staten doen nog beter. Veel beter, want in dezelfde periode lag het bruto binnenlands product van de VS nog bijna drie keer hoger. Toch moet Washington zich niet al te veel illusies maken. Met een gemiddelde groei van 4,25 procent per jaar, rekende Goldman Sachs voor, zal ook de Amerikaanse economie tegen 2027 de duimen moeten leggen voor de Chinese, die het voorbije decennium zelden onder de 10 procent groei zakte. Het land produceert nu 90 keer meer goederen en diensten dan in 1978, toen partijleider Deng Xiaoping het harde communisme inruilde voor een centraal geleide vrijemarkteconomie. Dat betekent een gemiddelde groei van ruim 14 procent per jaar. En dat spreekt tot de verbeelding.

Grootste exporteur ter wereld

Meer zelfs, het maakt velen bang. De boutade ‘God made heaven and earth, and everything else is made in China’, klinkt inderdaad wat bangelijk. En het is niet eens zo overdreven. China is nu de grootste automarkt ter wereld. Er worden sinds vorig jaar maandelijks meer auto’s aan de man gebracht dan in de Verenigde Staten. Het land is nu ook de grootste exporteur ter wereld en laat zelfs Duitsland achter zich. Geen land ter wereld koopt op de internationale grondstoffenmarkten meer staal of koper en heel onlangs bleek dat China ook meer olie verbruikt dan wel land ook. China rukt op tal van vlakken onweerstaanbaar op naar de absolute toppositie. En als het land de technologie niet heeft, dan koopt het die gewoon, zoals onlangs nog bleek met de overname van Volvo.

Maar moeten we daarom bang zijn? Waren we dat overigens ook niet in de jaren tachtig, toen de Japanse economie onstuitbaar oprukte en zowel de Europese als de Amerikaanse autosector van de kaart geveegd leken te worden? Maar zowel de Franse als de Duitse merken herpakten zich, focusten op hun sterke kanten – design, nieuwe technologieën, merkimago – en werkten hun zwakke kanten – vooral kwaliteit en productiviteit – weg. De uitdaging was enorm, maar zeker de Europese merken kwamen aanzienlijk versterkt uit de strijd. Hetzelfde gebeurt nu met China. Het land overspoelt de wereld met goedkoop textiel, meubels, elektronica, sportkledij. Dat heeft zo zijn voordelen. Zonder China zouden we onze T-shirts, onze sportschoenen en de hebbedingen van Apple een pak meer betalen. Onze koopkracht ligt aanzienlijk hoger dankzij de goedkope Chinese productie. Op korte tot middellange termijn moeten we juist heel blij zijn met de geweldige Chinese groei. Zonder China zat de wereldeconomie nu nog steeds in het slop. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) schat dat China dit jaar goed zal zijn voor een derde van de wereldwijde groei. Voorlopig is de Chinese productie nog erg complementair met de Westerse. Wat veel relatief eenvoudige handenarbeid vereist wordt in China geproduceerd. Wordt het wat complexer, dan blijft de productie voorlopig in het Westen. Maar hoelang nog? In een land als China studeren elk jaar meer ingenieurs af dan in heel de VS en Europa samen.

Nog altijd een ontwikkelingsland

Daar ligt ook het grote verschil met het Japan van de jaren zeventig en tachtig. Er zijn gewoon tien keer meer Chinezen dan Japanners en dat geeft het land een veel groter potentieel dan welke ander land ook. Toch mogen we daar niet té zwaar aan tillen, vindt Carsten Brzeski van ING, ‘anders zou België toch nooit hebben kunnen overleven tussen machtige en veel grotere buren als Duitsland en Frankrijk’. Maar het blijft natuurlijk wel een enorme uitdaging. Toch is China voorlopig nog een reus op lemen voeten. Het land heeft sinds gisteren misschien wel de op één na grootste economie, maar het is dan ook een enorm land. Als je gaat kijken naar het bbp per hoofd van de bevolking, dan blijkt China op de ranglijst van de Wereldbank op de 127ste plaats te komen, na Angola en Azerbeidzjan. China is dus tegelijk nog een echt ontwikkelingsland. De kans dat China het enorme groeitempo van de jongste drie decennia nog heel lang zal kunnen aanhouden, lijkt daarom volgens economen klein. Het afgelopen jaar waren er hier en daar al stakingen die resulteerden in forse loonsverhogingen. En die gaan ten koste van de concurrentiepositie en vertragen zo de groei.

Nieuwsbrief in het Nederlands
Tags

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp