Op 16 juli hebben de aanklagers uit Caltanissetta het onderzoek naar de moorden op de anti-maffiarechters Giovanni Falcone en Paolo Borsellino in 1992 heropend. De schuld werd aanvankelijk gelegd bij de Corleone-baas Totò Riina, die in 2000 werd gearresteerd nadat hij zich jarenlang schuil heeft gehouden, en geweten aan een bredere terroristische maffiastrategie die erop was gericht om speciale wetten tegen de Cosa Nostra te laten herroepen.
Maar sindsdien zijn er nieuwe en verontrustende details naar boven gekomen. Volgens sommige informanten hebben Corleone-bazen, in de maanden die vooraf gingen aan de aanslagen, ontmoetingen gehad met mensen die verbonden zijn met de Sisde (de Italiaanse geheime dienst). Deze zouden later weer gezien zijn op de plaats delict. In het begin van de jaren 90 stortte het Italiaanse politieke systeen in onder de invloed van de corruptiezaken van de leidende partijen, de DC en PSI, en de constante dreiging van een politieke coup op de achtergrond. Daarbij komt dat Riina een paar dagen geleden cryptisch vanuit zijn gevangeniscel verklaarde : ”Zij waren het die Falcone en Borselino hebben gedood”, daarbij verwijzend naar de geheime dienst.
Panorama heeft toegang tot vertrouwelijke documenten van de zoon van Vito Ciancimino, de voormalige burgemeester van Palermo die veroordeeld werd omdat hij lid was van de maffia. De documenten bestaan uit brieven en handgeschreven memo’s die bewijzen dat er contact is geweest tussen de Sisde-generaal Mario Mori en de maffiabaas Bernardo Provenzano, van wie wordt gezegd dat Mori heeft verhinderd dat deze gearresteerd werd. ”Het is een verontrustend dossier, dat nauwkeurig bekeken moet worden”, schrijft Panorama. Het is nu zeventien jaar na de gebeurtenissen, het stof is misschien voldoende neergedaald, zodat de waarheid boven kan komen.