**De Amerikanen hebben hun ‘Super Tuesday’. Op die dag wordt er in meerdere staten tegelijk gestemd voor de Amerikaanse voorverkiezingen en neemt het benoemingsproces van de presidentskandidaten vaak een beslissende wending. Bij ons in Europa lijkt zondag 6 mei dit jaar een soort ‘Super Sunday’ te worden. Op die dag wordt in Frankrijk de tweede ronde van de presidentsverkiezingen gehouden, vinden er in Servië parlementsverkiezingen en vervroegde presidentsverkiezingen plaats, en worden er in Griekenland parlementsverkiezingen georganiseerd. De verkiezingen in deze drie landen zullen invloed hebben op de meeste belangrijke kwesties die momenteel in de Europese Unie spelen: het politiek en economisch bestuur, het vrij verkeer, de uitbreiding, de verhouding tussen de EU en haar burgers, en natuurlijk de crisis in de eurozone.
Zo zouden de Franse presidentsverkiezingen weleens kunnen uitlopen op hernieuwde onderhandelingen over het begrotingspact - zoals de socialist François Hollande belooft - of op het wijzigen van de Schengenakkoorden - waar de zittende president, Nicolas Sarkozy, op aanstuurt, waarbij hij dreigt de deelname van Frankrijk op te schorten. Wie er in Frankrijk als winnaar uit de bus komt, zal tevens gevolgen hebben voor de Frans-Duitse relatie en voor de verhouding tussen rechts en links in Europa en tussen de kleine en de grote landen.
In Servië heeft president Boris Tadić de parlementsverkiezingen aangegrepen om zijn eigen mandaat ter discussie te stellen en om een blanco volmacht te krijgen voor zijn pro-Europese beleid. Als hij wordt herkozen met een meerderheid in het Parlement, dan beschikt hij over de speelruimte die nodig is om zijn land in dezelfde richting te leiden als buurland Kroatië, dat wil zeggen naar een toetreding tot de EU, die stabiliteit moet brengen op de Westelijke Balkan. Mogelijk wordt zijn beleid, waarin hij er voorzichtig op aanstuurt om aanspraken op Kosovo te laten varen - een voorwaarde die Europa had gesteld - dan onomkeerbaar, ook al verloopt deze koers in de voormalige Joegoslavische deelstaat niet zonder spanningen.
Wat de verkiezingen in Griekenland betreft: hierbij kan het Griekse volk zich voor het eerst sinds het uitbreken van de crisis, die het land aan de rand van de afgrond bracht, uitspreken over het beleid van zijn leiders. Als het aan de geldschieters en de financiële markten lag, dan zouden alleen de (socialistische) PASOK en de (rechtse) Nieuwe Democratie een aanvaardbare keuze zijn. Maar voor deze twee partijen, die er maanden voor nodig hadden om een coalitieregering te vormen onder leiding van Lucas Papademos, is het moment aangebroken dat ze verantwoording moeten afleggen. Volgens de peilingen zullen deze regeringspartijen geen van tweeën meer dan twintig procent van de stemmen binnenhalen en worden ze ingehaald door dissidente of extremistische partijen die zich verzetten tegen het bezuinigingsbeleid en de staatshervormingen die door de EU en het IMF worden geëist.
Wat de verkiezingen in de drie genoemde landen met elkaar gemeen hebben, is dat er sprake is van een protestbeweging tegen het heersende beleid. Dit protest is tevens een graadmeter voor heel Europa, aangezien het hier om een tamelijk representatieve steekproef gaat: een land dat tot de grondleggers van de EU behoort en nog welvarend is, een land buiten de kernzone dat in crisis verkeert, en een land op weg naar toetreding.
In Frankrijk wordt de strijd om de derde plaats (van de tien kandidaten), achter Hollande en Sarkozy, gevoerd tussen de kandidaat van extreemrechts, Marine Le Pen, die pleit voor afschaffing van de euro, en Jean-Luc Mélenchon. Hij krijgt onder andere steun van de communistische partij, die “zich wil losmaken van het Verdrag van Lissabon”. In Griekenland gaat de strijd om de protest- en anti-Europese stemmen tussen enerzijds Chrysi Avgi (Gouden Dageraad), een partij die neigt naar het neonazisme, en LAOS, de extreemrechtse partij die enige tijd deel uitmaakte van de regering-Papademos, en anderzijds de communisten van de KKE, de partij Syriza (een coalitie van radicaal-linkse formaties) en democratisch links. In Servië, tot slot, zijn de nationalisten nog altijd een invloedrijk blok. Zij vormen de achterban van de Servische Progressieve Partij van Tomislav Nikolić, die in de peilingen voor de parlementsverkiezingen aan kop staat.
We moeten niet uit het oog verliezen dat de toekomst van Europa mede wordt bepaald door wat zich op de beurzen in Madrid, Milaan en andere steden afspeelt. Maar toch kan het verkiezingsplaatje van zondag 6 mei ons wellicht een beeld geven van hoe Europa er de komende maanden gaat uitzien.**