Metaalindustrie in de buurt van Katowice.

Katowice zet zichzelf weer op de kaart

Hoe vind je jezelf opnieuw uit en bouw je een nieuwe identiteit op basis van een verdwenen industrieel verleden? Door erop te vertrouwen dat cultuur en architectuur toeristen trekken. De Silezische stad volgt in de voetsporen van Bilbao en zal in januari een vernieuwd museum openen.

Gepubliceerd op 7 december 2012 om 16:24
Metaalindustrie in de buurt van Katowice.

In oktober 1997 werd in Bilbao het Guggenheim Museum geopend, waardoor een ooit kwakkelende post-industriële stad veranderde in een bloeiende toeristische trekplijster. Ontworpen door Frank Gehry en met een kostenplaatje van 100 miljoen dollar was het museum onmiddellijk een succes, met bijna vier miljoen bezoekers in de eerste drie jaar.

Katowice's Muzeum Śląskie zal niet dezelfde aandacht van de media krijgen en zal niet zo populair zijn als het Guggenheim, ook al zijn er redenen om aan te nemen dat het een vergelijkbare rol zal kunnen spelen in de heropleving van de stad.

De voornaamste aantrekkingskracht van Muzeum Śląskie wordt niet gevormd door zijn architectuur, hoewel het ontwerp van het gebouw (dat op de plek van een vroegere kolenmijn staat) indrukwekkend is. Net als Bilbao is Katowice geen doodgewoon provinciaal industriestadje, en is het trots op een unieke plaatselijke geschiedenis en identiteit.

Groei van het ‘Silezische nationalisme’

Sileziërs vormen de grootste minderheid van het land. Bij de volkstelling van 2011 gaven 817.000 mensen de Silezische nationaliteit op. De daaropvolgende grootste minderheid in Polen bestaat uit de 229.000 Kasjoeben.

Nieuwsbrief in het Nederlands

Veel Polen vinden de recente groei van het Silezische 'nationalisme' problematisch, omdat het mogelijk een sterk nationalistisch getint verhaal ondermijnt dat Polen heeft geholpen de afgelopen tweehonderd jaar de verdeling van het land, de Duitse bezetting en de Sovjet-Russische overheersing te overleven.

Katowice kan het zich niet veroorloven mogelijke investeerders in de regio van zich te vervreemden, ongeacht de vraag waar zij vandaan komen. Hoe meer banden er kunnen worden aangeknoopt met Duitse bedrijven, des te beter dat is voor de plaatselijke economie. Vroeger heette het stadje Kattowitz en lag het aan de zuidoostelijke grens van het Duitse rijk.

Culturele tweeslachtigheid is verkoopargument

Het was in deze grensstreek tussen oost en west dat de Silezische taal en cultuur zich konden ontwikkelen, ten tijde van de industriële revolutie en de aanleg van spoorwegen. Silezisch is een Pools dialect, maar het grootste deel van de basisvocabulaire is Duits.

Deze culturele tweeslachtigheid is het voornaamste verkoopargument van de regio, vooral voor wat het museum betreft. Net zoals Catalonië en het Baskenland de onderdrukking door het Franco-regime in Spanje hebben overleefd, is Opper-Silezië relatief ongeschonden uit het communistische tijdperk tevoorschijn gekomen, toen Katowice korte tijd Stalinogród heette.

Na de Eerste Wereldoorlog werd via referendum gevraagd of Opper-Silezië deel moest blijven uitmaken van Duitsland of zich zou moeten aansluiten bij de nieuwe Poolse Republiek. Na de Silezische opstanden van 1919, 1920 en 1921 besloot de Volkerenbond de regio tussen oost en west te verdelen.

In de jaren tussen de twee wereldoorlogen was Katowice het centrum van het enige autonome graafschap (oostelijk Opper-Silezië) in Polen, een status die wordt weerspiegeld in het grootse Silezische parlementsgebouw (1925-'29) en de modernistische architectuur van de jaren dertig, waardoor de stad bekend kwam te staan als het ‘Poolse Chicago’.

Daarna volgde de bezetting door Nazi-Duitsland, waarna heel Opper- en Beneden-Silezië in hun geheel werden geïncorporeerd door de Volksrepubliek Polen. De kolenmijnen vormden in de jaren tachtig een basis voor Solidarność. Negen stakende mijnwerkers werden op 16 december 1981 gedood door de oproerpolitie bij de Wujek-mijn van Katowice, kort na de invoering van de staat van beleg.

Ambitieuze herontwikkelingsprojecten

Na de ineenstorting van het communisme is er een wederopleving geweest van de Silezische identiteit, die culmineerde in de volkstellingsuitslag van 2011. De curatoren van het museum staan voor de moeilijke taak om te gaan met de politieke aspecten van dit unieke en complexe historische verhaal. Ze hebben beslist een lokatie en een gebouw die hieraan recht doen, en het doel lijkt te zijn een moderne interactieve opstelling na te streven die veel weg heeft van die van het museum van de Opstand van Warschau.

Muzeum Śląskie is slechts één van de ambitieuze herontwikkelingsprojecten van de stad. Het treinstation en het belangrijkste plein van Katowice ondergaan allebei een grootschalige reconstructie. Het museum zelf maakt deel uit van de 'culturele wijk,' die ook de nieuwe thuishaven zal omvatten van het symfonie-orkest van de Poolse radio. De nabijgelegen Mariacka Street is het centrum geworden van het nachtleven, nadat hij in 2008 een voetgangerszone werd.

Een van de grootste problemen van Katowice is dat de stad – met een bevolking van net iets meer dan 300.000 mensen (de tiende stad van Polen) – moeite heeft de aandacht te trekken die hij verdient als centrum van een van de grootste stedelijke gebieden in Europa. De vorming van de GZM (de Opper-Silezische metropolitaine unie) in 2007 kan de agglomeratie helpen een duidelijker gevoel van collectieve identiteit te ontwikkelen. Het succes van de herontwikkeling van Katowice zal deels worden afgemeten aan de vraag hoe groot de invloed zal zijn op soortgelijke plannen in het naburige Chorzow en Bytom.

Als het eenmaal voltooid is, zal het nieuwe Muzeum Śląskie in ieder geval een goede reden zijn om de binnenstad van Katowice te bezoeken. Bilbao heeft laten zien dat het goed mogelijk is een post-industriële stad opnieuw uit te vinden. De ontwikkelingen daar vormden de inspiratiebron voor herontwikkelingsplannen in het Britse Manchester en Newcastle.

De verwachtingen zijn nu hoog gespannen dat Muzeum Śląskie in staat zal zijn deze belofte te vervullen en de stad net als het Guggenheim in Bilbao weer op de kaart kan zetten.

Het Louvre in Lens

Er is meer nodig dan een museum

Op 4 december is het Louvre-Lens feestelijk geopend. De dependance van het beroemde museum uit Parijs staat in een oud mijngebied in het noorden van Frankrijk.

Dit museum geeft vergane glorie nieuwe allure”, schrijft Libération. Dat was een gok “waarvan niemand met zekerheid kon zeggen hoe die zou uitpakken”, schrijft de krant, want het gebied “staat bekend als de sombere en grauwe”, erfenis van een verleden van industrie en mijnbouw. Maar “in het mijngebied hoopt men dat de komst van het Louvre in Lens hetzelfde effect zal hebben als destijds het Guggenheimmuseum in de arbeidersstad Bilbao.”

Om de gok te laten slagen, heeft het Louvre flink uitgepakt: in het museum vind je meer dan 200 werken, vanuit de Oudheid tot 1850, en tijdelijke tentoonstellingen. Maar de aandacht gaat vooral uit naar “De Vrijheid leidt het volk” van Delacroix, “Balthazar Castiglione” van Rafaël en “Anna te Drieën” van Leonardo da Vinci die een jaar lang in Lens te bewonderen zullen zijn. Le Monde, dat de komst van het museum “op deze bijzondere locatie” een warm hart toedraagt, waarschuwt echter:

Een museum alleen is niet genoeg. Het is de omringende infrastructuur, en dan vooral hotels, die de regio kan laten profiteren van de impact van het museum. Ter vergelijking: naast het Guggenheimmuseum investeerde de Baskische overheid nog eens 735 miljoen euro in Bilbao zelf.

Tags

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp