Catherine Ashton inspecteert de EUFOR-soldaten in Sarajevo in februari 2010.

Soldaat Ashton moet gered worden

Terwijl de Libische crisis zich afspeelt aan de poorten van Europa, laat de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken zich helemaal niet zien op het strijdtoneel. Het is de vraag of deze functie nog zin heeft, schrijft een analist in El País.

Gepubliceerd op 1 april 2011 om 15:30
Catherine Ashton inspecteert de EUFOR-soldaten in Sarajevo in februari 2010.

Eerst Tunesië, toen Egypte en daarna Libië: de Europese Unie heeft zich totaal verkeken op de stabiliteit van de regimes in de regio. De leden van de Unie reageerde pas laat op de protestdemonstraties en erger nog, uiterst verdeeld op de revoluties.

Wat het eerste betreft, dat heeft de EU al toegegeven. Laten we eerlijk zijn, het halfslachtige beleid ten aanzien van het Middellandse Zeegebied kan de nationale hoofdsteden zwaarder worden aangerekend dan Brussel, maar die hebben we daar niet over gehoord.

Het tweede punt, de traagheid waarmee is gereageerd, is begrijpelijk; voorzichtigheid is in diplomatieke kring immers de natuurlijke reflex. Zelfs Obama, die toch aan het hoofd staat van een reusachtig diplomatiek apparaat, kreeg ermee te maken.

Het derde punt, de verdeeldheid binnen de Europese Unie, is in zekere zin onvermijdelijk, want iedere lidstaat heeft zijn eigen geschiedenis en zijn eigen belangen, die soms moeilijk te verenigen zijn. Dat wordt vaak vergeten maar is niet onbelangrijk. Als er van meet af aan eenheid had geheerst, hadden we geen leiders of instellingen nodig gehad om een gemeenschappelijk buitenlandbeleid te formuleren, maar slechts ambtenaren om dat gehoorzaam uit te voeren.

Nieuwsbrief in het Nederlands

Huidige paradox

Europese leiders en instellingen zijn er nu juist om ondanks uiteenlopende belangen tot een gemeenschappelijk beleid te komen. Dat verklaart de huidige paradox. Tien jaar lang hebben we geklaagd dat het Europa ontbrak aan instellingen voor het buitenlandbeleid. De Hoge Vertegenwoordiger [voor buitenlandse zaken], destijds Javier Solana, was van goede wil, maar beschikte over weinig middelen en zwakke instellingen, waardoor hij zich genoodzaakt zag zich met geleende vliegtuigen van de ene crisis naar de andere te haasten en zich moest zien te redden met de kleinst mogelijke staf en een budget dat lager was dan dat van de Europese Commissie voor de schoonmaak van haar kantoren.

Het lijkt erop dat we nu in de omgekeerde situatie zijn beland. Eindelijk hebben we een Europees ministerie van Buitenlandse Zaken, althans in naam. Dat hebben we voorzien van een aanzienlijk budget, een eigen diplomatieke dienst en bovenal van alle macht die voorheen werd gedeeld door drie instanties (de Raad, de Commissie en het roterend voorzitterschap) die elkaar overlapten en voortdurend voor de voeten liepen. Met het Verdrag van Lissabon in de hand is Europa een drie-eenheid en de Hoge Vertegenwoordiger almachtig. En toch komt er maar geen beleid tot stand.

Dus hoewel we nu beschikken we over de instellingen, hebben we kennelijk niemand die daadkrachtig leiding kan geven. De revoluties in de Arabische wereld hebben het Europese buitenlandbeleid zwaar op de proef gesteld. Ashton, die nu anderhalf jaar in functie is, krijgt hoe langer hoe meer kritiek, soms terecht, soms onterecht. De media beschuldigen haar ervan dat ze niet voor het voetlicht durft te treden, de pers ontwijkt en er de voorkeur aan geeft om op de achtergrond te blijven.

Niemand die het voor Ashton opnam

Ook in de nationale hoofdsteden lijkt men niet erg enthousiast over haar optreden. Sarkozy heeft zich tijdens de buitengewone Europese top over Libië openlijk boos gemaakt om haar passieve houding zonder dat iemand het voor haar opnam, zelfs haar landgenoot Cameron niet. Haar pleitbezorgers wijzen erop dat Ashton is opgezadeld met een onmogelijke taak: zij moet het werk doen dat voorheen door drie mensen werd gedaan en zevenentwintig nationale ego’s in bedwang moet houden die elk voor zich van mening zijn dat zij het beter doen. Iedereen heeft deels gelijk en juist daarom deels ook ongelijk: Ashton wil niet met de vuist op tafel slaan, terwijl Sarkozy niets liever doet.

Nu president Assad van Syrië het geweld steeds verder opdrijft en met in het achterhoofd de recente gebeurtenissen in Tunesië, Egypte en Libië, is zonder meer duidelijk dat soldaat Ashton groot gevaar loopt eenzaam achter te blijven achter de vijandelijke linies.

Daarom is het dringend noodzakelijk een reddingsoperatie op touw te zetten om de rest van haar mandaat, dat nog drieëneenhalf jaar duurt, veilig te stellen. Idealiter zouden de ministers van Buitenlandse Zaken van de zevenentwintig lidstaten zich hiervoor moeten aanmelden en een krachtiger Europees buitenlandbeleid moeten voeren. Maar zijn die daartoe bereid? Zijn niet juist zij, door wat ze hebben gedaan maar ook door wat ze niet hebben gedaan, de hoofdschuldigen aan de huidige situatie? Het antwoord op deze vragen zullen we binnenkort krijgen, als duidelijk wordt tot hoever zij bereid zijn te gaan met het Syrië van Assad, dat andere troetelkind van veel Europese diplomaten.

Tags

Are you a news organisation, a business, an association or a foundation? Check out our bespoke editorial and translation services.

Ondersteun de onafhankelijke Europese journalistiek.

De Europese democratie heeft onafhankelijke media nodig. Voxeurop heeft u nodig. Sluit u bij ons aan!

Over hetzelfde onderwerp