Moeten we de wedstrijden van het boycotten zolang het regime in Kiev vasthoudt aan de gevangenschap van oppositieleidster Julia Timosjenko? De organisatie van het EK is dit jaar immers in handen van Oekraïne en Polen. Een tiental Europese leiders, onder wie de Duitse president Joachim Gauck en de voorzitter van de Europese Commissie José Manuel Barroso, heeft daartoe al besloten: ze zullen niet naar Oekraïne gaan.
Voorstanders van de boycot laten zich niet uit over de vraag of de vroegere leidster van de Oranjerevolutie van 2004, die in oktober 2011 werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar wegens machtsmisbruik, schuldig is of niet. Ze willen op deze wijze vooral protesteren tegen de slechte behandeling die ze in de gevangenis zou ondergaan en tegen de onderdrukking waaronder de oppositie gebukt gaat.
Het geval van Julia Timosjenko is symbolisch voor de autoritaire koers van het regime van Viktor Janoekovitsj en voor de verslechtering van de relaties met de EU: sinds zijn verkiezingsoverwinning in 2010 is de leider van de Partij van de regio’s voortdurend bezig geweest de invloed van zijn trouwe volgelingen – Russischtalige burgers in het oostelijk deel van het land - op de staat te verstevigen en de oppositie te beteugelen. En om met twee monden te spreken met zijn beide buren, Rusland en de EU, om wie hij niet heen kan.
In cultureel opzicht staat hij dichter bij Rusland, dat Oekraïne het liefst onder zijn eigen vleugels wenst te houden om er een soort Wit-Rusland in het zuiden van te maken, onder Russische voorwaarden. Met de EU hoeft alleen nog maar een associatieverdrag te worden ondertekend en een verdrag over de douane-unie - een soort ‘light toetreding’ tot de EU – staat op de rails. Ook in dit geval gaat het om aansluiting van Oekraïne bij zijn historische en culturele omgeving, op grond van de aantrekkingskracht die de soft power van de EU geacht wordt uit te oefenen op haar buurlanden. Het westen van Oekraïne behoorde samen met het huidige Polen, Litouwen en Wit-Rusland van de 16e tot 18e eeuw immers tot de Pools-Litouwse Gemenebest.
Tegenstanders van de boycot vrezen echter dat Janoekovitsj zijn land in de armen van Moskou drijft. Die verleiding is er zeker, maar zou indruisen tegen de economische belangen van Oekraïne en bovendien de onafhankelijkheid ondermijnen die het land zo moedig heeft bevochten. Toch zien de meeste Oekraïense burgers hun toekomst vroeg of laat in de EU, die op haar beurt moreel verplicht is om aan deze verwachtingen te voldoen.
Daarom is dit het juiste moment dat politici - en niet de voetbalteams - het EK boycotten. En het zou nog meer effect sorteren als de boycot gepaard zou gaan met maatregelen om druk uit te oefenen. In economisch opzicht kan dat door het toepassen van wetten tegen het witwassen van Oekraïens kapitaal dat in de EU is gedeponeerd. Op douanegebied door visa te weigeren voor leden van het regime die verantwoordelijk zijn voor misbruik en studenten, onderzoekers, zakenlieden en toeristen sneller aan een visum te helpen. Maar bijvoorbeeld ook door een poging te doen om de redenen voor deze maatregelen uit te leggen aan de gewone burgers in Oekraïne. Tot slot zouden de EU en de OVSE het land voor de parlementsverkiezingen van oktober dit jaar moeten overspoelen met waarnemers om te garanderen dat deze verkiezingen zo correct mogelijk verlopen.