In Frankrijk, het land dat het initiatief heeft genomen tot de luchtaanvallen en de motor is achter de 'humanitaire interventie' in Libië, wordt hevig gediscussieerd over het militaire ingrijpen.
Naar aanleiding van de standpunten van de veelvuldig in de media optredende filosoof Bernard-Henri Levy, die volgens het tijdschrift Marianne de "inspirator van de Franse diplomatie" is en die president Nicolas Sarkozy zou hebben overtuigd van de noodzaak tot optreden, hebben diverse intellectuelen juist gewezen op de grenzen van militair ingrijpen.
Zo stelt Rony Brauman, voormalig voorzitter van Artsen Zonder Grenzen en specialist op het gebied van humanitaire interventies, in een interview met de Franse krant Libération het volgende:
"Ik geloof niet meer dan voorheen in de deugden van luchtaanvallen om vrede of democratie in een land tot stand te brengen. In Somalië, Afghanistan, Irak en Ivoorkust zien we de harde werkelijkheid en de onvoorspelbaarheid van oorlog. Bescherming van de bevolking houdt in de praktijk in dat Khadaffi wordt verjaagd en wordt vervangen door een lokale Karzai [de president van Afghanistan, red.] als we deze benadering tot het uiterste volgen, of dat er verdeeldheid ontstaat in het land en de situatie daar volledig lam komt te liggen. In beide gevallen zullen we niet in staat zijn om de gevolgen daarvan op te vangen."
Nieuwsbrief in het Nederlands"Het resultaat van internationaal gewapend ingrijpen laat zien dat we niet meer over de middelen beschikken om te kunnen besluiten wat in het buitenland al dan niet goed is. De remedie is erger dan de kwaal. Wanneer macht niet afdoende is om het gewenste resultaat te behalen in een situatie die meerdere kanten op kan gaan, kunnen we er beter van afzien en is het verstandig de droom van een ‘rechtvaardige oorlog’ op te geven."
Dit concept van "rechtvaardige oorlog" wordt in dezelfde krant ook door de Bulgaarse filosoof Tzvetan Todorov aan de kaak gesteld:
"Er bestaat geen schone oorlog, noch een rechtvaardige oorlog, alleen onvermijdelijke oorlogen, zoals de Tweede Wereldoorlog die door de geallieerden is gevoerd; en dat is nu niet het geval. Bloedbaden die worden aangericht in naam van de democratie zijn niet beter te verwerken dan oorlogen die worden gevoerd vanwege een geloof in God of in Allah, of in een Partij: met een oorlog wordt altijd hetzelfde onheil aangericht."
Jean Daniel, een journalist die zijn sporen heeft verdiend in de Franse pers en werkt als redacteur bij Le Nouvel Observateur, reageerde een aantal dagen later als volgt op de woorden van Todorov:
"Bestaat er geen rechtvaardige oorlog? Die hebben we al eerder gehoord. Ik zal er zelfs een bijdrage aan leveren met een citaat van Albert Camus: ’Zodra een verdrukte de wapens opneemt in naam van rechtvaardigheid, zet hij een voet in het kamp van onrechtvaardigheid."'
"Het valt me uiterst zwaar, maar ik ben van oordeel dat we Khadaffi er echt van moesten weerhouden om Benghazi in handen te krijgen. We moeten alles in het werk stellen om de opstandelingen te helpen, zodat zij hun dictator zelf kunnen afzetten."
In Le Monde werpt Alain Frachon zich op als woordvoerder van de vertegenwoordigers van de middenweg, die "geen principiële houding willen innemen en ad-hocbesluiten nemen, al naar gelang van de situatie. In Libië was een beperkte interventie op haar plaats." Democratie kan weliswaar niet "met bombardementen" worden geëxporteerd, maar:
"is het beginsel van externe interventie ter bescherming van een bevolking tegen haar tirannieke heersers daarmee definitief ten dode opgeschreven? Tegenover de precedenten in Afghanistan en Irak staat een lange lijst van tragedies die zich hebben voorgedaan omdat er juist niet is ingegrepen. Voor dit soort interventies geldt hetzelfde als voor humanitair ingrijpen: we kunnen inderdaad niet overal optreden, maar dat betekent niet dat we nergens moeten ingrijpen."