Er is geen armoede in Somalië, maar diepe ellende. Armoede kan nog waardig gedragen worden, maar ellende vernedert. Het is een combinatie van geweld, chaos en gebrek. In plaats van te praten moet er wat gedaan worden. Somalië en zijn buurlanden verwachten vier dingen van Europa: ten eerste organisatie, dat wil zeggen een overlevingslogistiek. Ten tweede: artsen en medicijnen. Ten derde: een politiemacht, die op dit moment geïmporteerd moet worden. En tot slot levensmiddelen. Niet voor een week, maar voor een jaar.
Als de Europeanen Somalië nu willen helpen, krijgen ze te maken met een noodsituatie, ziekte, honger en buitensporig geweld. Maar als ze vooruit willen kijken, zullen ze het land moeten voorzien van opleidingscentra en een politiemacht die deze centra beschermt. En moeten ze rekening houden met het tijdsbestek waarbinnen dat allemaal moet gebeuren: hier is geen tijd om iemand in 20 jaar te scholen, maar moet het in een of twee jaar gebeuren. Vooral voor landen als Somalië moet de Europese Unie op ieder moment controleerbaar transparant zijn.
Giften uit Noord-Europa groter dan uit Zuid-Europa
In de EU, die een groot deel van de ontwikkelingshulp leidt, wordt een groot deel van de hulp gefinancierd uit publieke middelen, in tegenstelling tot wat er in de Verenigde Staten gebeurt. In Nederland en de Scandinavische landen (Denemarken, Noorwegen, Zweden en Finland) zijn de privégiften per inwoner vijf keer hoger dan in Spanje en Portugal.
Sinds de jaren zeventig hebben de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds paradoxaal genoeg bijgedragen aan de vernietiging van de Somalische maatschappij in hun pogingen het land van een efficiënte structuur te voorzien. Voedselhulp liet de weegschaal naar beide zijden doorslaan.
De Europeanen, Amerikanen en Japanners probeerden een evenwicht te bereiken tussen pastoraal nomadisme en gevestigde landbouw. Alles wat ze daarmee bereikten was dat de macht van de staat steeds verder werd ingeperkt. Tegenwoordig heeft dat kwaad zich verspreid over Kenia, Eritrea, Ethiopië en Djibouti. Meer dan 370.000 slachtoffers wachten in de vluchtelingenkampen rond Mogadishu en 160.000 anderen zijn het land ontvlucht. Velen, vooral vrouwen en kinderen zijn onderweg van honger en dorst gestorven.
Sinds 27 juli functioneert de Europese luchtbrug echter uitstekend. Net zoals voor Haïti anderhalf jaar geleden stuurden de Amerikanen en Europeanen een aanzienlijke hoeveelheid medicijnen en hulpmiddelen. Maar het belangrijkst is wat hierboven al genoemd werd: de eerste gespecialiseerde teams voor de organisatie en distributie van eerste levensbehoeften zijn aangekomen. Als de politie er is om hen te beschermen, kunnen zij ervoor zorgen dat de mensen overleven.