*Het drama in drie aktes heeft heel Europa geschokt. Eerst de moord op drie soldaten van Noord-Afrikaanse afkomst in Toulouse en Montauban, in het zuidwesten van Frankrijk, zonder dat men nog wist of er een verband tussen beide bestond. Vervolgens de moord op drie kinderen en een volwassene voor een joodse school in Toulouse, en de angst onder de bevolking voor een wellicht neonazistische “lone wolf”*. En ten slotte de langdurige belegering van de woning van de hoofdverdachte en de onthulling dat het ging om een 23-jarige moslimfundamentalist, die van kruimeldief was uigegroeid tot een fanatieke moordenaar.
De heftige reacties op het spoor van dood en verderf dat Mohamed Merah heeft achtergelaten, zijn te verklaren uit een combinatie van elementen die inherent zijn aan onze moderne samenleving, zoals de fascinatie voor seriemoordenaars, het aloude spookbeeld van het antisemitisme en de meer recente islamofobie, de enorme media-aandacht voor sensatienieuws, het willen controleren van de samenleving om terreuracties te voorkomen, het zoeken naar aanknopingspunten tussen de autochtone bevolking en immigranten en hun nakomelingen van de afgelopen vijftig jaar, en op het hoogtepunt van de campagne voor de Franse presidentsverkiezingen natuurlijk de hoop politiek voordeel te halen uit zulke incidenten.**
**In dat licht moet op de korte termijn worden gekeken naar het verdere verloop van de Franse verkiezingscampagne en op de lange termijn naar de maatregelen die genomen gaan worden. De linkse partijen beschuldigen de inlichtingendiensten er immers nu al van dat ze Merah niet hebben kunnen tegenhouden en Nicolas Sarkozy komt met het voorstel om het bezoeken van extremistische websites strafbaar te stellen.
Net als de doorgaans gematigde Le Monde lijken de politieke leiders van mening dat de moorddadige escapade van Merah ons confronteert met een terreurdreiging, in het bijzonder die van Al-Qaida. Er is echter nog geen enkel bewijs dat deze jonge inwoner van Toulouse, ondanks zijn reizen naar Pakistan en Afghanistan, lid was van een terroristische groepering. De ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt lijkt eerder een nieuw bewijs te zijn dat er onmiskenbare minderheid bestaat van geradicaliseerde jonge moslims, die in Europa zijn geboren maar de Europese samenleving de rug toe hebben gekeerd en die om toevallige en dus uiterst moeilijk te voorspellen redenen tot actie overgaan.
We zien ons dan ook wederom geconfronteerd met de vraag of we hier te maken hebben met wat de Engelsen na de aanslagen in Londen in 2005 “home grown terrorists” noemden en welke middelen kunnen worden ingezet om terreurdaden te voorkomen die worden gepleegd door mensen van buiten de bekende terroristische groeperingen.
Om de eerste vraag te kunnen beantwoorden is een open, verdraagzaam maar eerlijk debat nodig over hoe Europese samenlevingen moeten omgaan met een godsdienst -de islam- die in Europa veel aanhangers heeft, en hoe zij tegelijkertijd extremistisch gedrag dat achterdocht en haat zaait, moeten veroordelen. In dat debat moet echter ook worden erkend dat veel tweede- en derde generatie-immigranten (Europese burgers dus) zowel op school als bij het vinden van werk slachtoffer zijn van ongelijke behandeling. Daarnaast moet worden gekeken naar de manier waarop racisme en geweld van extreemrechts worden aangepakt. En onze Europese waarden verplichten ons om ons net zo onbuigzaam op te stellen ten opzichte van wat La Stampa onze “tegenovergestelde nachtmerries” noemt.
De tweede vraag vereist dat we waakzaam en coherent blijven als het gaat om individuele vrijheden. Waakzaam, omdat het controleren van dataverkeer en surfgedrag op internet in deze tijd net zo onacceptabel is als het was na 11 september. Coherent, omdat we niet aan de ene kant de individuele vrijheden kunnen verdedigen en aan de andere kant eisen dat inlichtingendiensten alles mogen. Sommige landen, hun rechtssystemen, de Europese Commissie, het Europees Parlement, mensenrechtenorganisaties en organisaties van internetgebruikers praten al een aantal jaren over de bescherming van persoonsgegevens. Het debat daarover moet niet worden gestaakt vanwege een reële maar onduidelijke terreurdreiging.**