Een zomer zonder reces, dat was in Berlijn in geen tijden voorgekomen. De Bundestag moet dit jaar nablijven, aangezien het Federale Constitutionele Hof van Duitsland het parlement heeft opgedragen het Europese beleid van top tot teen te herzien. In het najaar zal het efficiënter, transparanter en democratischer moeten zijn. In de toekomst moet het parlement meer invloed uitoefenen op Brussel. Het moet niet alleen het Brusselse apparaat controleren, maar ook de Duitse pendant, het niet bestaande ministerie van Europese Zaken. Wie houdt zich in Berlijn nu eigenlijk bezig met het Europese beleid? Wie moet er worden gecontroleerd?
Berlijn is gecompliceerd, tenminste als het Europa betreft. De Duitse hoofdstad heeft Brusselse trekjes: verspreid liggende besluitvormingscentra, talloze spelers en door elkaar lopend beleid. Er bestaat bijna geen ministerie zonder staatssecretaris van Europese Zaken, bijna geen beleidsonderwerp zonder Europese dimensie. De Bundestag heeft iets in de pap te brokkelen, evenals de Bundesrat, de vertegenwoordigingen van de Länder, de gemeenten en de belangengroeperingen. De 1400 werkgroepen, commissies en coördinatievergaderingen moeten allemaal een afgevaardigde hebben in Brussel. Als er in Berlijn werkelijk een ministerie van Europese Zaken had bestaan, was het buitengewoon groot geweest.
De federale regering wil één Europees beleid voeren, zelfs zonder ministerie van Europese Zaken. Dat is tenminste de officiële lezing. "Vaak lukt het ons niet om op tijd tot een gemeenschappelijk standpunt te komen en moet Duitsland zich in Brussel onthouden van stemming", bekent Joachim Würmeling, voormalig staatssecretaris van Economische Zaken. In Brussel doet al een tijd een speciale term de ronde voor de traagheid van de Duitsers: de German vote. Zo heet in het jargon van de eurocraten een land van de EU dat zich onthoudt van stemming omdat het niet in staat is eenstemmig naar buiten te treden.
Imbroglio in de ambtenarij
Berlijn tegen Berlijn. En zou de Bundestag juist dat in het vervolg moeten controleren? Het Duitse parlement heeft bij overheidsfunctionarissen geen beste naam: ‘Het verzet veel werk, wil alles weten maar speelt totaal geen rol in het dagelijks beleid,’ oordeelt een regeringsambtenaar.
"Het ziet ernaar uit dat het allemaal nog gecompliceerder wordt, wat het er niet noodzakelijkerwijs beter op zal maken voor Duitsland", verklaart een kenner van de debatten binnen de EU. Als voorbeeld haalt hij het klimaatbeleid aan. Het Duitse parlement heeft een standpunt ingenomen tijdens de netelige fase van de klimaatonderhandelingenin Brussel: de federale regering mag in geen geval speciale verzoeken inwilligen van industrieën die grootverbruikers van energie zijn. Toen de regeringsleiders later moeizaam tot een compromis waren gekomen, was dit echter net wat Polen had geëist.
Duitsland heeft dit uiteindelijk aanvaard. Angela Merkel heeft dus het veto van de Bundestag genegeerd, officieel om redenen van buitenlands en integratiebeleid. Daar had ze het recht toe. Indien de Bundestag de regering zo strikt aan zijn stemming had gehouden als de CSU (conservatieve partij van Beieren, zusterpartij van de CDU van kanselier Merkel) in de toekomst zou willen, was het compromis wellicht door toedoen van Duitsland niet bereikt. Maar hoe kunnen parlementariërs nu beslissen over Europees beleid en op een verstandiger wijze invloed uitoefenen op een imaginair ministerie van Europese Zaken?
Het grootste succes behaald onder Duits voorzitterschap van de Europese Raad is toch dankzij geheime regeringsonderhandelingen tot stand gekomen. Deze hebben geleid tot de Verklaring van Berlijn, die de weg heeft bereid voor de Verklaring van Lissabon. Slechts een paar kritische noten zijn naar voren gekomen: het was beter geweest als het document was uitgewerkt in het kader van een open en publiek parlementair debat dan tijdens telefonische onderonsjes. De Europese politiek verdient een dergelijk debat.
Maar we praten er toch ook nu nog over, werpen anderen tegen. Het is duidelijk, het vinden van een evenwicht tussen een efficiënte uitvoerende macht en een democratische deelname is geen eenvoudige zaak. En vooral voor Europees beleid blijft dat buitengewoon gecompliceerd.